Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal umgekehrt

Vertaal umgekehrt van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. umgekehrt:
  2. umkehren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor umgekehrt (Duits) in het Nederlands

umgekehrt:

umgekehrt bijvoeglijk naamwoord

  1. umgekehrt (mit der Innenseite nach außen; verkehrt)
    omgekeerd; binnenstebuiten

Vertaal Matrix voor umgekehrt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omgekeerd mit der Innenseite nach außen; umgekehrt; verkehrt andersherum; das Unterste zuoberst gekehrt; entgegengesetzt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenstebuiten mit der Innenseite nach außen; umgekehrt; verkehrt

Synoniemen voor "umgekehrt":


Wiktionary: umgekehrt

umgekehrt
adjective
  1. een dimensie bezittend die de omgekeerde is van een andere dimensie
Cross Translation:
FromToVia
• umgekehrt → omgekeerd ↔ inverse — reverse, opposite in order
• umgekehrt → omgekeerd; andersom ↔ the other way around — same but with things reversed
• umgekehrt → omgekeerd ↔ the other way round — same but with mentioned things reversed
• umgekehrt → vice versa; omgekeerd ↔ vice versa — the other way round

umgekehrt vorm van umkehren:

umkehren werkwoord (kehre um, kehrst um, kehrt um, kehrte um, kehrtet um, umgekehrt)

  1. umkehren (umwenden)
    terugkomen; retourneren; omkeren; terugkeren
    • terugkomen werkwoord (kom terug, komt terug, kwam terug, kwamen terug, teruggekomen)
    • retourneren werkwoord (retourneer, retourneert, retourneerde, retourneerden, geretourneerd)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • terugkeren werkwoord (keer terug, keert terug, keerde terug, keerden terug, teruggekeerd)
  2. umkehren (umdrehen; wenden; schwenken; )
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  3. umkehren (sich wälzen; rollen; rotieren; )
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  4. umkehren (etwas umdrehen; verdrehen; umdrehen; )
    omkeren; iets omdraaien
  5. umkehren (kehren; umdrehen)
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan werkwoord (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  6. umkehren (wiederkehren; zurückkehren; zurückgehen; kehren; umdrehen)
    wederkeren; weerkeren
    • wederkeren werkwoord (keer weder, keert weder, keerde weder, keerden weder, wedergekeerd)
    • weerkeren werkwoord (keer weer, keert weer, keerde weer, keerden weer, weergekeerd)
  7. umkehren (sich umdrehen; umdrehen; herumdrehen)
    zich omdraaien
  8. umkehren
    omkeren
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)

Conjugations for umkehren:

Präsens
  1. kehre um
  2. kehrst um
  3. kehrt um
  4. kehren um
  5. kehrt um
  6. kehren um
Imperfekt
  1. kehrte um
  2. kehrtest um
  3. kehrte um
  4. kehrten um
  5. kehrtet um
  6. kehrten um
Perfekt
  1. habe umgekehrt
  2. hast umgekehrt
  3. hat umgekehrt
  4. haben umgekehrt
  5. habt umgekehrt
  6. haben umgekehrt
1. Konjunktiv [1]
  1. kehre um
  2. kehrest um
  3. kehre um
  4. kehren um
  5. kehret um
  6. kehren um
2. Konjunktiv
  1. kehrte um
  2. kehrtest um
  3. kehrte um
  4. kehrten um
  5. kehrtet um
  6. kehrten um
Futur 1
  1. werde umkehren
  2. wirst umkehren
  3. wird umkehren
  4. werden umkehren
  5. werdet umkehren
  6. werden umkehren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde umkehren
  2. würdest umkehren
  3. würde umkehren
  4. würden umkehren
  5. würdet umkehren
  6. würden umkehren
Diverses
  1. kehr um!
  2. kehrt um!
  3. kehren Sie um!
  5. umgekehrt
  6. umkehrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor umkehren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien Drehen
terugkeren Zurückkehren
zwenken Drehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; wenden Zweifingerdrehung; ausreden; drechseln; drehen; eindrehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kehren; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; umdrehen; wenden; winden; wirbeln
iets omdraaien etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln
kantelen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen kanten; kentern; kippen; umfallen; umkippen
keren kehren; umdrehen; umkehren drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden
omkeren etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; kehren; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln umblättern; umschlagen
retourneren umkehren; umwenden zürückschicken
rollen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
ronddraaien drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln
roteren drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
teruggaan kehren; umdrehen; umkehren geringer werden; kehren; schlechter werden; vergehen; vermindern; verringern; weniger werden; zerfallen; zurückgehen; zurückgreifen; zurücklaufen
terugkeren umkehren; umwenden wiederherstellen
terugkomen umkehren; umwenden
wederkeren kehren; umdrehen; umkehren; wiederkehren; zurückgehen; zurückkehren
weerkeren kehren; umdrehen; umkehren; wiederkehren; zurückgehen; zurückkehren
wenden herumdrehen; kehren; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden
wentelen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
zich omdraaien herumdrehen; sich umdrehen; umdrehen; umkehren
zwenken herumdrehen; kehren; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden abdrehen; abschwenken; ausweichen; schlingern; schwenken; zur Seite gehen

Synoniemen voor "umkehren":

  • invertieren; verkehren
  • in die entgegengesetzte Richtung gehen; kehrtmachen

Wiktionary: umkehren

Cross Translation:
FromToVia
• umkehren → omstoten ↔ upset — tip, overturn







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0511 seconde
Page rendered in 1.0 seconds