Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal tupfe

Vertaal tupfe van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tupfen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor tupfe (Duits) in het Nederlands

tupfen:

tupfen werkwoord (tupfe, tupfst, tupft, tupfte, tupftet, getupft)

  1. tupfen (abtupfen; anfeuchten; befeuchten)
    betten; deppen; afbetten; bevochtigen
    • betten werkwoord (bet, bette, betten, gebet)
    • deppen werkwoord (dep, dept, depte, depten, gedept)
    • afbetten werkwoord
    • bevochtigen werkwoord (bevochtig, bevochtigt, bevochtigde, bevochtigden, bevochtigd)
  2. tupfen (antupfen; berühren; leicht berühren)
    aanstippen; aantippen; tippen
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aantippen werkwoord
    • tippen werkwoord (tip, tipt, tipte, tipten, getipt)
  3. tupfen (leicht berühren; anrühren; berühren; )
    aanstippen; aanroeren; even aanraken
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aanroeren werkwoord (roer aan, roert aan, roerde aan, roerden aan, aangeroerd)
    • even aanraken werkwoord (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)

Conjugations for tupfen:

Präsens
  1. tupfe
  2. tupfst
  3. tupft
  4. tupfen
  5. tupft
  6. tupfen
Imperfekt
  1. tupfte
  2. tupftest
  3. tupfte
  4. tupften
  5. tupftet
  6. tupften
Perfekt
  1. habe getupft
  2. hast getupft
  3. hat getupft
  4. haben getupft
  5. habt getupft
  6. haben getupft
1. Konjunktiv [1]
  1. tupfe
  2. tupfest
  3. tupfe
  4. tupfen
  5. tupfet
  6. tupfen
2. Konjunktiv
  1. tupfte
  2. tupftest
  3. tupfte
  4. tupften
  5. tupftet
  6. tupften
Futur 1
  1. werde tupfen
  2. wirst tupfen
  3. wird tupfen
  4. werden tupfen
  5. werdet tupfen
  6. werden tupfen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde tupfen
  2. würdest tupfen
  3. würde tupfen
  4. würden tupfen
  5. würdet tupfen
  6. würden tupfen
Diverses
  1. tupf!
  2. tupft!
  3. tupfen Sie!
  5. getupft
  6. tupfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor tupfen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbetten Abtupfen
betten Abtupfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroeren anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
aanstippen anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
aantippen antupfen; berühren; leicht berühren; tupfen
afbetten abtupfen; anfeuchten; befeuchten; tupfen
betten abtupfen; anfeuchten; befeuchten; tupfen
bevochtigen abtupfen; anfeuchten; befeuchten; tupfen anfeuchten; befeuchten; begießen; besprühen; beträufeln
deppen abtupfen; anfeuchten; befeuchten; tupfen
even aanraken anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
tippen antupfen; berühren; leicht berühren; tupfen informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen

Synoniemen voor "tupfen":


Wiktionary: tupfen

tupfen
verb
  1. etwas leicht berühren
  2. etwas durch mehrmaliges leichtes Berühren entfernen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0311 seconde
Page rendered in 1.0 seconds