Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. trocknen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor trocknen (Duits) in het Nederlands

trocknen:

trocknen werkwoord (trockne, trocknest, trocknet, trocknete, trocknetet, getrocknet)

  1. trocknen
    drogen; doen drogen
    • drogen werkwoord (droog, droogt, droogde, droogden, gedroogd)
    • doen drogen werkwoord
  2. trocknen
    drogen; opdrogen
    • drogen werkwoord (droog, droogt, droogde, droogden, gedroogd)
    • opdrogen werkwoord (droog op, droogt op, droogde op, droogden op, opgedroogd)
  3. trocknen (abtrocknen)
    drogen; afdrogen; droogmaken
    • drogen werkwoord (droog, droogt, droogde, droogden, gedroogd)
    • afdrogen werkwoord (droog af, droogt af, droogde af, droogden af, afgedroogd)
    • droogmaken werkwoord (maak droog, maakt droog, maakte droog, maakten droog, drooggemaakt)
  4. trocknen (austrocknen; vertrocknen; schrumpfen; )
    indrogen; uitdrogen; verdrogen; opdrogen; verdorren
    • indrogen werkwoord (droog in, droogt in, droogde in, droogden in, ingedroogd)
    • uitdrogen werkwoord (droog uit, droogt uit, droogde uit, droogden uit, uitgedroogd)
    • verdrogen werkwoord (verdroog, verdroogt, verdroogde, verdroogden, verdrogen)
    • opdrogen werkwoord (droog op, droogt op, droogde op, droogden op, opgedroogd)
    • verdorren werkwoord (verdor, verdort, verdorde, verdorden, verdord)

Conjugations for trocknen:

Präsens
  1. trockne
  2. trocknest
  3. trocknet
  4. trocknen
  5. trocknet
  6. trocknen
Imperfekt
  1. trocknete
  2. trocknetest
  3. trocknete
  4. trockneten
  5. trocknetet
  6. trockneten
Perfekt
  1. habe getrocknet
  2. hast getrocknet
  3. hat getrocknet
  4. haben getrocknet
  5. habt getrocknet
  6. haben getrocknet
1. Konjunktiv [1]
  1. trockne
  2. trocknest
  3. trockne
  4. trocknen
  5. trocknet
  6. trocknen
2. Konjunktiv
  1. trocknete
  2. trocknetest
  3. trocknete
  4. trockneten
  5. trocknetet
  6. trockneten
Futur 1
  1. werde trocknen
  2. wirst trocknen
  3. wird trocknen
  4. werden trocknen
  5. werdet trocknen
  6. werden trocknen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde trocknen
  2. würdest trocknen
  3. würde trocknen
  4. würden trocknen
  5. würdet trocknen
  6. würden trocknen
Diverses
  1. trockne!
  2. trocknet!
  3. trocknen Sie!
  4. getrocknet
  5. trockend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor trocknen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdrogen Abtrocknen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdrogen abtrocknen; trocknen
doen drogen trocknen
drogen abtrocknen; trocknen
droogmaken abtrocknen; trocknen
indrogen austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
opdrogen austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen
uitdrogen austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen
verdorren austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen ersterben; verblühen; verdorren; verwelken
verdrogen austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen

Synoniemen voor "trocknen":


Wiktionary: trocknen

trocknen
verb
  1. (transitiv) etwas, das nass ist, trocken machen; Feuchtigkeit entziehen
  2. (intransitiv) vom nassen in den trockenen Zustand übergehen; Feuchtigkeit verlieren
trocknen
verb
  1. vocht laten of doen verdampen

Cross Translation:
FromToVia
trocknen bakken bake — to dry by heat
trocknen droog worden dry — to become dry
trocknen drogen dry — to make dry