Duits
Uitgebreide vertaling voor trübselig (Duits) in het Nederlands
trübselig:
-
trübselig (trübsinnig)
somber; naar; naargeestig-
somber bijvoeglijk naamwoord
-
naar bijvoeglijk naamwoord
-
naargeestig bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübselig (betrübt; traurig; verdrießlich; schwermütig; gedrückt; trübsinnig; trüb)
droevig; bedroefd; verdrietig; droef-
droevig bijvoeglijk naamwoord
-
bedroefd bijvoeglijk naamwoord
-
verdrietig bijvoeglijk naamwoord
-
droef bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübselig (verdrießlich; trüb; niedergeschlagen; düster; bedrückt; schwermütig; freudlos; griesgrämig; trübsinnig; mürrisch; launenhaft; finster; grimmig; launisch; gedrückt; schlechtgelaunt; übellaunig)
triest; zwaarmoedig; somber; troosteloos; naargeestig-
triest bijvoeglijk naamwoord
-
zwaarmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
somber bijvoeglijk naamwoord
-
troosteloos bijvoeglijk naamwoord
-
naargeestig bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübselig (trübsinnig; verdrießlich; gedrückt; trüb; betrübt; schwermütig)
-
trübselig (pessimistisch; bedrückt; mißmutig; trübsinnig; traurig; betrübt; niedergeschlagen)
pessimistisch; terneergeslagen-
pessimistisch bijvoeglijk naamwoord
-
terneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübselig (melancholisch; schwermütig)
Vertaal Matrix voor trübselig:
Synoniemen voor "trübselig":
Computer vertaling door derden: