Duits

Uitgebreide vertaling voor straff (Duits) in het Nederlands

straff:

straff bijvoeglijk naamwoord

  1. straff (fest; eisern; streng; handfest)
    pittig; straf
    • pittig bijvoeglijk naamwoord
    • straf bijvoeglijk naamwoord
  2. straff (hauteng; knapp; enganliegend; prall)
    nauwsluitend; strak; nauw
  3. straff (stramm; steif; schwerfällig; )
    stijf; stroef; houterig; stram; stijve
  4. straff (knapp bei Kasse sein; knapp; prall; )
    krap bij kas
  5. straff (steif; starr; stärkeartig)
    stijfselachtig

Vertaal Matrix voor straff:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stijve Erection; Steife
straf Bestrafung; Freiheitsstrafe; Gefängnisstrafe; Haft; Strafe; Züchtigung
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
houterig hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
nauw enganliegend; hauteng; knapp; prall; straff eng; knapp; mit wenig Platz; schmal
nauwsluitend enganliegend; hauteng; knapp; prall; straff
pittig eisern; fest; handfest; straff; streng eine heftige Debatte; feurig; gepfeffert; gewürzt; gezalzenes; heftige; herzhaft; pikant; prikelnder Geschmack; scharf; würzig
stijf hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt abgemessen reden
stijve hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
straf eisern; fest; handfest; straff; streng
strak enganliegend; hauteng; knapp; prall; straff eben; egal; erstarrt; flach; gleich; platt; starr; starrköpfig; steif; stramm; stramm gespannen; unbeugsam
stram hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
stroef hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krap bij kas enganliegend; hauteng; klamm sein; knapp; knapp bei Kasse sein; prall; straff
stijfselachtig starr; steif; straff; stärkeartig

Synoniemen voor "straff":