Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal stimmen

Vertaal stimmen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. stimmen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor stimmen (Duits) in het Nederlands

stimmen:

stimmen werkwoord (stimme, stimmst, stimmt, stimmte, stimmtet, gestimmt)

  1. stimmen (richtig sein; passen; übereinstimmen; hinkommen)
    kloppen; correct zijn
  2. stimmen (gleichen; übereinstimmen; decken)
    overeenstemmen; congruent zijn; kloppen
    • overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
    • congruent zijn werkwoord (ben congruent, bent congruent, is congruent, was congruent, waren congruemt, congruent geweest)
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
  3. stimmen (wählen; abstimmen)
    kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
  4. stimmen (richtig sein; passen; übereinstimmen; aufgehen; hinkommen)
    kloppen; overeenstemmen; juist zijn
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
    • overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
    • juist zijn werkwoord (ben juist, bent juist, is juist, was juist, waren juist, juist geweest)
  5. stimmen (übereinstimmen mit; vereinbaren; zusammenstimmen; gleichen; gleichkommen)
    overeenkomen; overeenstemmen met; overeenkomen met; kloppen met; stroken; stroken met

Conjugations for stimmen:

Präsens
  1. stimme
  2. stimmst
  3. stimmt
  4. stimmen
  5. stimmt
  6. stimmen
Imperfekt
  1. stimmte
  2. stimmtest
  3. stimmte
  4. stimmten
  5. stimmtet
  6. stimmten
Perfekt
  1. habe gestimmt
  2. hast gestimmt
  3. hat gestimmt
  4. haben gestimmt
  5. habt gestimmt
  6. haben gestimmt
1. Konjunktiv [1]
  1. stimme
  2. stimmest
  3. stimme
  4. stimmen
  5. stimmet
  6. stimmen
2. Konjunktiv
  1. stimmte
  2. stimmtest
  3. stimmte
  4. stimmten
  5. stimmtet
  6. stimmten
Futur 1
  1. werde stimmen
  2. wirst stimmen
  3. wird stimmen
  4. werden stimmen
  5. werdet stimmen
  6. werden stimmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stimmen
  2. würdest stimmen
  3. würde stimmen
  4. würden stimmen
  5. würdet stimmen
  6. würden stimmen
Diverses
  1. stimm!
  2. stimmt!
  3. stimmen Sie!
  5. gestimmt
  6. stimmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
congruent zijn Kongruent sein
kiezen Stimmen; Wählen
kloppen Klopfen
overeenstemmen Akkordieren; Übereinstimmen
stemmen Stimmen; Wählen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
congruent zijn decken; gleichen; stimmen; übereinstimmen
correct zijn hinkommen; passen; richtig sein; stimmen; übereinstimmen
juist zijn aufgehen; hinkommen; passen; richtig sein; stimmen; übereinstimmen
kiezen abstimmen; stimmen; wählen auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren; wählen
kloppen aufgehen; decken; gleichen; hinkommen; passen; richtig sein; stimmen; übereinstimmen abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; schwabbeln; ticken; tippen
kloppen met gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
overeenkomen gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit Sich einig werden; abmachen; akkordieren; ausmachen; einwilligen; korrespondieren; vereinbaren; übereinkommen; übereinstimmen
overeenkomen met gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
overeenstemmen aufgehen; decken; gleichen; hinkommen; passen; richtig sein; stimmen; übereinstimmen Sich einig werden; abmachen; ausmachen; eine harmonische Einheit bilden; einwilligen; korrespondieren; vereinbaren; übereinstimmen
overeenstemmen met gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
stemmen abstimmen; stimmen; wählen
stroken gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit korrespondieren
stroken met gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
zijn stem uitbrengen abstimmen; stimmen; wählen

Synoniemen voor "stimmen":


Wiktionary: stimmen

stimmen
verb
  1. die Tonlage (Stimmlage) eines Instrumentes verändern
  2. an einer Wahl bzw. einer Abstimmung aktiv teilnehmen (sie beeinflussen)
  3. emotional beeinflussen
  4. zutreffend sein, den Tatsachen entsprechen, keinen Anlass zu Beanstandungen geben
stimmen
verb
  1. in overeenstemming zijn
  2. een instrument op de juiste toonhoogte brengen
  3. iemand een bepaald gevoel geven
Cross Translation:
FromToVia
• stimmen → afstemmen; stemmen ↔ tune — to modify a musical instrument
• stimmen → stemmen ↔ vote — assert a formalised choice
• stimmen → in overeenstemming brengen; rijmen; tot overeenstemming brengen; stemmen ↔ accorder — mettre d’accord.
• stimmen → stemmen; beschikken over; disponeren; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen ↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
• stimmen → stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.
• stimmen → kiezen; verkiezen ↔ voter — Exprimer son choix, sa préférence lors d’une votation.
• stimmen → balloteren; kiezen; stemmen ↔ élire — Choisir entre plusieurs personnes ou plusieurs choses. (Sens général).







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0720 seconde
Page rendered in 1.0 seconds