Duits
Uitgebreide vertaling voor starren (Duits) in het Nederlands
starren:
-
starren (stieren)
-
starren (stieren)
-
starren (anglotzen; stieren; gaffen; angaffen)
-
starren (anglotzen; stieren)
-
starren (vor sich hinstarren)
doelloos kijken-
doelloos kijken werkwoord (kijk doelloos, kijkt doelloos, keek doelloos, keken doelloos, doelloos gekeken)
-
-
starren
-
starren (erstarren)
stokstijf staan-
stokstijf staan werkwoord (blijf stokstijf staan, blijft stokstijf staan, bleef stokstijf staan, bleven stokstijf staan, stokstijf staan gebleven)
-
Conjugations for starren:
Präsens
- starre
- starrst
- starrt
- starren
- starrt
- starren
Imperfekt
- starrte
- starrtest
- starrte
- starrten
- starrtet
- starrten
Perfekt
- habe gestarrt
- hast gestarrt
- hat gestarrt
- haben gestarrt
- habt gestarrt
- haben gestarrt
1. Konjunktiv [1]
- starre
- starrest
- starre
- starren
- starret
- starren
2. Konjunktiv
- starrte
- starrtest
- starrte
- starrten
- starrtet
- starrten
Futur 1
- werde starren
- wirst starren
- wird starren
- werden starren
- werdet starren
- werden starren
1. Konjunktiv [2]
- würde starren
- würdest starren
- würde starren
- würden starren
- würdet starren
- würden starren
Diverses
- starr!
- starrt!
- starren Sie!
- gestarrt
- starrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor starren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aangapen | Angaffen; Anglotzen; Anstarren | |
aanstaren | Angaffen; Anglotzen; Anstarren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aangapen | angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren | |
aanstaren | angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren | |
doelloos kijken | starren; vor sich hinstarren | |
staarogen | starren; stieren | |
staren | anglotzen; starren; stieren | anschauen; ansehen; betrachten; gucken; schauen; sehen; wahrnehmen |
stijf staan | starren | |
stokstijf staan | erstarren; starren | |
turen | anglotzen; starren; stieren | anschauen; ansehen; beobachten; betrachten; gucken; schauen; sehen; spähen; wahrnehmen |
Synoniemen voor "starren":
Computer vertaling door derden: