Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- sprachlos:
-
Wiktionary:
- sprachlos → verstomd, sprakeloos, stomverbaasd
- sprachlos → sprakeloos
Duits
Uitgebreide vertaling voor sprachlos (Duits) in het Nederlands
sprachlos:
-
sprachlos (erstaunt; verblüfft; entsetzt)
verbaasd; sprakeloos; met de mond vol tanden; verbijsterd; verwonderd; verstomd; met open mond; verbluft-
verbaasd bijvoeglijk naamwoord
-
sprakeloos bijvoeglijk naamwoord
-
met de mond vol tanden bijvoeglijk naamwoord
-
verbijsterd bijvoeglijk naamwoord
-
verwonderd bijvoeglijk naamwoord
-
verstomd bijvoeglijk naamwoord
-
met open mond bijvoeglijk naamwoord
-
verbluft bijvoeglijk naamwoord
-
-
sprachlos (verblüfft; erstaunt; verdutzt; baff; perplex; äußerst verwundert)
-
sprachlos (dumm; schweigend)
stomverbaasd; zwijgend; sprakeloos; stom; perplex; paf; overbluft-
stomverbaasd bijvoeglijk naamwoord
-
zwijgend bijvoeglijk naamwoord
-
sprakeloos bijvoeglijk naamwoord
-
stom bijvoeglijk naamwoord
-
perplex bijvoeglijk naamwoord
-
paf bijvoeglijk naamwoord
-
overbluft bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor sprachlos:
Synoniemen voor "sprachlos":
Wiktionary: sprachlos
sprachlos
Cross Translation:
adjective
sprachlos
-
sprachlos sein: jemandem fehlen die Worte, einen Sachverhalt oder ein Ereignis zu kommentieren oder sich dazu zu stellen, meist aus Überraschung
- sprachlos → verstomd
-
ohne gesprochene Worte; stumm
- sprachlos → sprakeloos
adjective
-
zo verbaasd dat men er het zwijgen toe doet
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sprachlos | → sprakeloos | ↔ speechless — not speaking; not knowing what to say |