Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- spalten:
-
Wiktionary:
- spalten → klieven, kloven, splijten, splitsen
- spalten → afsplitsen, forken, splitsen, opsplitsen, klieven, doorklieven, kloven, splijten
Duits
Uitgebreide vertaling voor spalten (Duits) in het Nederlands
spalten:
-
spalten (auflösen; trennen; auseinanderfallen; zerfallen; zersetzen; lösen; zerlegen; aufteilen; herauslösen)
uiteenvallen; desintegreren; uit elkaar vallen-
desintegreren werkwoord
-
uit elkaar vallen werkwoord (val uit elkaar, valt uit elkaar, viel uit elkaar, vielen uit elkaar, uit elkaar gevallen)
-
spalten (sich spalten lassen)
zich laten splijten-
zich laten splijten werkwoord
-
-
spalten (spleißen; streichen; bersten; durchschneiden; splissen; durchhauen; schlagen)
kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen-
doormidden hakken werkwoord
-
in tweeën houwen werkwoord
Conjugations for spalten:
Präsens
- spalte
- spaltest
- spaltet
- spalten
- spaltet
- spalten
Imperfekt
- spaltete
- spaltetest
- spaltete
- spalteten
- spaltetet
- spalteten
Perfekt
- habe gespaltet
- hast gespaltet
- hat gespaltet
- haben gespaltet
- habt gespaltet
- haben gespaltet
1. Konjunktiv [1]
- spalte
- spaltest
- spalte
- spalten
- spaltet
- spalten
2. Konjunktiv
- spaltete
- spaltetest
- spaltete
- spalteten
- spaltetet
- spalteten
Futur 1
- werde spalten
- wirst spalten
- wird spalten
- werden spalten
- werdet spalten
- werden spalten
1. Konjunktiv [2]
- würde spalten
- würdest spalten
- würde spalten
- würden spalten
- würdet spalten
- würden spalten
Diverses
- spalt!
- spaltet!
- spalten Sie!
- gespaltet
- spaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor spalten:
Synoniemen voor "spalten":
Wiktionary: spalten
spalten
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spalten | → afsplitsen; forken | ↔ fork — computer science: to spawn a new child process |
• spalten | → afsplitsen | ↔ fork — computer science: to split a software project |
• spalten | → splitsen; opsplitsen | ↔ split — divide along a more or less straight line |
• spalten | → klieven; doorklieven; kloven; splijten | ↔ fendre — Traductions à trier suivant le sens |