Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sich ausspreiten:


Duits

Uitgebreide vertaling voor sich ausspreiten (Duits) in het Nederlands

sich ausspreiten:

sich ausspreiten werkwoord

  1. sich ausspreiten (ausschwermen)
    verspreiden; zich verspreiden; uitzwermen; uitwaaieren; waaieren
    • verspreiden werkwoord (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)
    • zich verspreiden werkwoord
    • uitzwermen werkwoord (zwerm uit, zwermt uit, zwermde uit, zwermden uit, uitgezwermd)
    • uitwaaieren werkwoord (waaier uit, waaiert uit, waaierde uit, waaierden uit, uitgewaaierd)
    • waaieren werkwoord (waaier, waaiert, waaierde, waaierden, gewaaierd)

Vertaal Matrix voor sich ausspreiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitwaaieren ausschwermen; sich ausspreiten auffächern
uitzwermen ausschwermen; sich ausspreiten
verspreiden ausschwermen; sich ausspreiten ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verbreiten; verteilen
waaieren ausschwermen; sich ausspreiten
zich verspreiden ausschwermen; sich ausspreiten

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van sich ausspreiten