Duits
Uitgebreide vertaling voor sich abrackern (Duits) in het Nederlands
sich abrackern:
-
sich abrackern (schuften; sich abarbeiten; sich abmühen)
zwoegen; ploeteren; sloven; afbeulen; sappelen; afjakkeren; afsloven; zich afsloven-
zich afsloven werkwoord
-
sich abrackern (schuften; sich abmühen; sich plagen)
hard werken; aanpoten; flink aanpakken-
flink aanpakken werkwoord (pak flink aan, pakt flink aan, pakte flink aan, pakten flink aan, flink aangepakt)
-
sich abrackern (abrackern; schuften; sich abschinden; abmühen)
-
sich abrackern
zich uitsloven-
zich uitsloven werkwoord
-
Vertaal Matrix voor sich abrackern:
Synoniemen voor "sich abrackern":
Computer vertaling door derden: