Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal schwelgen

Vertaal schwelgen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schwelgen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor schwelgen (Duits) in het Nederlands

schwelgen:

schwelgen werkwoord (schwelge, schwelgst, schwelgt, schwelgte, schwelgtet, geschwelgt)

  1. schwelgen (prassen)
    zwelgen
    • zwelgen werkwoord (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)
  2. schwelgen (hinunterschlucken; nehmen; verschlucken; )
    binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
    • binnenkrijgen werkwoord (krijg binnen, krijgt binnen, kreeg binnen, kregen binnen, binnengekregen)
    • opslokken werkwoord (slok op, slokt op, slokte op, slokten op, opgeslokt)
    • zwelgen werkwoord (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)

Conjugations for schwelgen:

Präsens
  1. schwelge
  2. schwelgst
  3. schwelgt
  4. schwelgen
  5. schwelgt
  6. schwelgen
Imperfekt
  1. schwelgte
  2. schwelgtest
  3. schwelgte
  4. schwelgten
  5. schwelgtet
  6. schwelgten
Perfekt
  1. habe geschwelgt
  2. hast geschwelgt
  3. hat geschwelgt
  4. haben geschwelgt
  5. habt geschwelgt
  6. haben geschwelgt
1. Konjunktiv [1]
  1. schwelge
  2. schwelgest
  3. schwelge
  4. schwelgen
  5. schwelget
  6. schwelgen
2. Konjunktiv
  1. schwelgte
  2. schwelgtest
  3. schwelgte
  4. schwelgten
  5. schwelgtet
  6. schwelgten
Futur 1
  1. werde schwelgen
  2. wirst schwelgen
  3. wird schwelgen
  4. werden schwelgen
  5. werdet schwelgen
  6. werden schwelgen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schwelgen
  2. würdest schwelgen
  3. würde schwelgen
  4. würden schwelgen
  5. würdet schwelgen
  6. würden schwelgen
Diverses
  1. schwelg!
  2. schwelgt!
  3. schwelgen Sie!
  5. geschwelgt
  6. schwelgend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schwelgen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenkrijgen aufessen; auffressen; bunkern; einstecken; fressen; futtern; genießen; hereinkriegen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; nehmen; schlingen; schlucken; schwelgen; stopfen; verschlingen; verschlucken; verspeisen; vertilgen; verzehren; ätzen
opslokken aufessen; auffressen; bunkern; einstecken; fressen; futtern; genießen; hereinkriegen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; nehmen; schlingen; schlucken; schwelgen; stopfen; verschlingen; verschlucken; verspeisen; vertilgen; verzehren; ätzen
zwelgen aufessen; auffressen; bunkern; einstecken; fressen; futtern; genießen; hereinkriegen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; nehmen; prassen; schlingen; schlucken; schwelgen; stopfen; verschlingen; verschlucken; verspeisen; vertilgen; verzehren; ätzen fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; stopfen; vollstopfen

Synoniemen voor "schwelgen":


Wiktionary: schwelgen

Cross Translation:
FromToVia
• schwelgen → feesten ↔ revel — make merry

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0243 seconde
Page rendered in 1.0 seconds