Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal schuften

Vertaal schuften van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schuften:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor schuften (Duits) in het Nederlands

schuften:

schuften werkwoord (schufte, schuftst, schuft, schuftete, schuftetet, geschuft)

  1. schuften (schwer arbeiten)
    half dood werken; afbeulen; kapotwerken; een ongeluk werken; hard werken; pezen; sloven; buffelen; aanpoten
    • half dood werken werkwoord
    • afbeulen werkwoord (beul af, beult af, beulde af, beulden af, afgebeuld)
    • kapotwerken werkwoord (werk kapot, werkt kapot, werkte kapot, werkten kapot, kapot gewerkt)
    • een ongeluk werken werkwoord
    • hard werken werkwoord (werk hard, werkt hard, werkte hard, werkten hard, hard gewerkt)
    • pezen werkwoord (pees, peest, peesde, peesden, gepeesd)
    • sloven werkwoord (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)
    • buffelen werkwoord (buffel, buffelt, buffelde, buffelden, gebuffeld)
    • aanpoten werkwoord (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)
  2. schuften (sich abmühen; sich plagen; sich abrackern)
    hard werken; aanpoten; flink aanpakken
    • hard werken werkwoord (werk hard, werkt hard, werkte hard, werkten hard, hard gewerkt)
    • aanpoten werkwoord (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)
    • flink aanpakken werkwoord (pak flink aan, pakt flink aan, pakte flink aan, pakten flink aan, flink aangepakt)
  3. schuften (sich abrackern; sich abarbeiten; sich abmühen)
    zwoegen; ploeteren; sloven; afbeulen; sappelen; afjakkeren; afsloven; zich afsloven
    • zwoegen werkwoord (zwoeg, zwoegt, zwoegde, zwoegden, gezwoegd)
    • ploeteren werkwoord (ploeter, ploetert, ploeterde, ploeterden, geploeterd)
    • sloven werkwoord (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)
    • afbeulen werkwoord (beul af, beult af, beulde af, beulden af, afgebeuld)
    • sappelen werkwoord (sappel, sappelt, sappelde, sappelden, gesappeld)
    • afjakkeren werkwoord (jakker af, jakkert af, jakkerde af, jakkerden af, afgejakkerd)
    • afsloven werkwoord (sloof af, slooft af, sloofde af, sloofden af, afgesloofd)
    • zich afsloven werkwoord
  4. schuften (abrackern; sich abschinden; abmühen; sich abrackern)
    uitsloven
    • uitsloven werkwoord (sloof uit, slooft uit, sloofte uit, slooften uit, uitgesloofd)
  5. schuften (durchgreifen; schwer arbeiten)
    stevig aanpakken; grondig aanpakken; flink aanpakken
    • stevig aanpakken werkwoord (pak stevig aan, pakt stevig aan, pakte stevig aan, pakten stevig aan, stevig aangepakt)
    • grondig aanpakken werkwoord (pak grondig aan, pakt grondig aan, pakte grondig aan, pakten grondig aan, grondig aangepakt)
    • flink aanpakken werkwoord (pak flink aan, pakt flink aan, pakte flink aan, pakten flink aan, flink aangepakt)
  6. schuften (schnelllaufen; rennen; laufen; )
    rennen; hardlopen
    • rennen werkwoord (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • hardlopen werkwoord (loop hard, loopt hard, liep hard, liepen hard, hardgelopen)
  7. schuften (streng behandeln; büffeln; schinden; durchgreifen)
    stevig aanpakken; streng behandelen

Conjugations for schuften:

Präsens
  1. schufte
  2. schuftst
  3. schuft
  4. schuften
  5. schuft
  6. schuften
Imperfekt
  1. schuftete
  2. schuftetest
  3. schuftete
  4. schufteten
  5. schuftetet
  6. schufteten
Perfekt
  1. habe geschuft
  2. hast geschuft
  3. hat geschuft
  4. haben geschuft
  5. habt geschuft
  6. haben geschuft
1. Konjunktiv [1]
  1. schufte
  2. schuftest
  3. schufte
  4. schuften
  5. schuftet
  6. schuften
2. Konjunktiv
  1. schuftete
  2. schuftetest
  3. schuftete
  4. schufteten
  5. schuftetet
  6. schufteten
Futur 1
  1. werde schuften
  2. wirst schuften
  3. wird schuften
  4. werden schuften
  5. werdet schuften
  6. werden schuften
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schuften
  2. würdest schuften
  3. würde schuften
  4. würden schuften
  5. würdet schuften
  6. würden schuften
Diverses
  1. schuft!
  2. schuftet!
  3. schuften Sie!
  5. geschuft
  6. schuftend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schuften:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbeulen abmühen; abrackern
hardlopen Laufen; Rennen
rennen Gerenne; Laufen; Rennen
uitsloven Abmühen; Abrackern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpoten schuften; schwer arbeiten; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen eilen; hasten; hetzen; jagen; sich beeilen; wetzen
afbeulen schuften; schwer arbeiten; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
afjakkeren schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
afsloven schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
buffelen schuften; schwer arbeiten
een ongeluk werken schuften; schwer arbeiten
flink aanpakken durchgreifen; schuften; schwer arbeiten; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen
grondig aanpakken durchgreifen; schuften; schwer arbeiten
half dood werken schuften; schwer arbeiten
hard werken schuften; schwer arbeiten; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen
hardlopen eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
kapotwerken schuften; schwer arbeiten
pezen schuften; schwer arbeiten rennen
ploeteren schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
rennen eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen rennen; schnell laufen
sappelen schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
sloven schuften; schwer arbeiten; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
stevig aanpakken büffeln; durchgreifen; schinden; schuften; schwer arbeiten; streng behandeln
streng behandelen büffeln; durchgreifen; schinden; schuften; streng behandeln
uitsloven abmühen; abrackern; schuften; sich abrackern; sich abschinden
zich afsloven schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
zwoegen schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern

Synoniemen voor "schuften":


Wiktionary: schuften

Cross Translation:
FromToVia
• schuften → werken; labeuren ↔ toil — to labour, to work

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0306 seconde
Page rendered in 1.0 seconds