Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- schreiben:
-
Wiktionary:
- schreiben → schrijven
- schreiben → noteren, te boek stellen, spellen, schrijven, opschrijven
Duits
Uitgebreide vertaling voor schrieben (Duits) in het Nederlands
schreiben:
-
schreiben (korrespondieren)
schrijven; corresponderen; een briefwisseling hebben-
corresponderen werkwoord (correspondeer, correspondeert, correspondeerde, correspondeerden, gecorrespondeerd)
-
een briefwisseling hebben werkwoord (heb een briefwisseling, hebt een briefwisseling, heeft een briefwisseling, had een briefwisseling, hadden een briefwisseling, een briefwisseling gehad)
-
schreiben (korrespondieren)
-
schreiben
op papier zetten-
op papier zetten werkwoord
-
-
schreiben
Conjugations for schreiben:
Präsens
- schreibe
- schreibst
- schreibt
- schreiben
- schreibt
- schreiben
Imperfekt
- schrieb
- schriebst
- schrieb
- schrieben
- schreibt
- schrieben
Perfekt
- habe geschrieben
- hast geschrieben
- hat geschrieben
- haben geschrieben
- habt geschrieben
- haben geschrieben
1. Konjunktiv [1]
- schreibe
- schreibest
- schreibe
- schreiben
- schreibet
- schreiben
2. Konjunktiv
- schriebe
- schriebest
- schriebe
- schrieben
- schriebten
- schrieben
Futur 1
- werde schreiben
- wirst schreiben
- wird schreiben
- werden schreiben
- werdet schreiben
- werden schreiben
1. Konjunktiv [2]
- würde schreiben
- würdest schreiben
- würde schreiben
- würden schreiben
- würdet schreiben
- würden schreiben
Diverses
- schreib!
- schreibt!
- schreiben Sie!
- geschrieben
- schreibend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schreiben:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schrijven | Aufsatz; Autorschaft; Brief; Epistel; Schreiben; Schriftstellerei | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
corresponderen | korrespondieren; schreiben | entsprechen; im Einklang sein; in Übereinstimmung sein; korrespondieren |
een briefwisseling hebben | korrespondieren; schreiben | |
kalken | korrespondieren; schreiben | kalken; streichen; tünchen |
op papier zetten | schreiben | |
pennen | korrespondieren; schreiben | |
schrijven | korrespondieren; schreiben |
Synoniemen voor "schreiben":
Wiktionary: schreiben
schreiben
Cross Translation:
verb
schreiben
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schreiben | → noteren; te boek stellen | ↔ book — write down |
• schreiben | → spellen | ↔ spell — to write or say the letters that form a word |
• schreiben | → schrijven | ↔ write — to form letters, etc. |
• schreiben | → schrijven | ↔ write — to send a letter to |
• schreiben | → schrijven | ↔ write — to be the author of |
• schreiben | → schrijven | ↔ write — to be an author |
• schreiben | → schrijven | ↔ write — record (data) |
• schreiben | → schrijven | ↔ écrire — Créer une représentation à l’aide de symboles |
• schreiben | → schrijven; opschrijven | ↔ écrire — Communiquer des paroles |