Duits
Uitgebreide vertaling voor schmoren (Duits) in het Nederlands
schmoren:
-
schmoren (dämpfen; brutzeln; brodeln; pruzeln; leise kochen)
-
schmoren (dämpfen; dünsten)
-
schmoren (ablöschen; erlöschen; löschen; ausschalten; ausmachen; ersticken; auslöschen)
-
schmoren (glühen; sieden)
-
schmoren (jemanden ersticken; jemanden erdrosseln; dämpfen; jemanden erwürgen)
Conjugations for schmoren:
Präsens
- schmore
- schmorst
- schmort
- schmoren
- schmort
- schmoren
Imperfekt
- schmorte
- schmortest
- schmorte
- schmorten
- schmortet
- schmorten
Perfekt
- habe geschmort
- hast geschmort
- hat geschmort
- haben geschmort
- habt geschmort
- haben geschmort
1. Konjunktiv [1]
- schmore
- schmorest
- schmore
- schmoren
- schmoret
- schmoren
2. Konjunktiv
- schmorte
- schmortest
- schmorte
- schmorten
- schmortet
- schmorten
Futur 1
- werde schmoren
- wirst schmoren
- wird schmoren
- werden schmoren
- werdet schmoren
- werden schmoren
1. Konjunktiv [2]
- würde schmoren
- würdest schmoren
- würde schmoren
- würden schmoren
- würdet schmoren
- würden schmoren
Diverses
- schmor!
- schmort!
- schmoren Sie!
- geschmort
- schmorend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schmoren:
Synoniemen voor "schmoren":
Wiktionary: schmoren
schmoren
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk), kookkunst|nld het eerst aanbraden en vervolgens net onder het kookpunt gaar laten worden van bepaalde voedingsmiddelen, met name vlees, vis en harde groente
-
iets in enig vet aanbraden, vervolgens vocht toevoegen en afdekken om het zachtjes gaar te laten worden
-
over een vrij laag vuur iets afgesloten in enig vocht gaar laten worden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schmoren | → stoven; smoren | ↔ stew — to cook (food) |