Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal schöpfen

Vertaal schöpfen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schöpfen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor schöpfen (Duits) in het Nederlands

schöpfen:

schöpfen werkwoord (schöpfe, schöpfst, schöpft, schöpfte, schöpftet, geschöpft)

  1. schöpfen (löffeln; schaufeln)
    lepelen; scheppen
    • lepelen werkwoord (lepel, lepelt, lepelde, lepelden, gelepeld)
    • scheppen werkwoord (schep, schept, schepte, schepten, geschept)
  2. schöpfen (ins Leben rufen; machen; produzieren; )
    maken; scheppen; in het leven roepen
    • maken werkwoord (maak, maakt, maakte, maakten, gemaakt)
    • scheppen werkwoord (schep, schept, schepte, schepten, geschept)
    • in het leven roepen werkwoord (roep in het leven, roept in het leven, riep in het leven, riepen in het leven, in het leven geroepen)
  3. schöpfen (entlehnen; leihen; ziehen; )
    ontlenen; lenen
    • ontlenen werkwoord (ontleen, ontleent, ontleende, ontleenden, ontleend)
    • lenen werkwoord (leen, leent, leende, leenden, geleend)

Conjugations for schöpfen:

Präsens
  1. schöpfe
  2. schöpfst
  3. schöpft
  4. schöpfen
  5. schöpft
  6. schöpfen
Imperfekt
  1. schöpfte
  2. schöpftest
  3. schöpfte
  4. schöpften
  5. schöpftet
  6. schöpften
Perfekt
  1. habe geschöpft
  2. hast geschöpft
  3. hat geschöpft
  4. haben geschöpft
  5. habt geschöpft
  6. haben geschöpft
1. Konjunktiv [1]
  1. schöpfe
  2. schöpfest
  3. schöpfe
  4. schöpfen
  5. schöpfet
  6. schöpfen
2. Konjunktiv
  1. schöpfte
  2. schöpftest
  3. schöpfte
  4. schöpften
  5. schöpftet
  6. schöpften
Futur 1
  1. werde schöpfen
  2. wirst schöpfen
  3. wird schöpfen
  4. werden schöpfen
  5. werdet schöpfen
  6. werden schöpfen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schöpfen
  2. würdest schöpfen
  3. würde schöpfen
  4. würden schöpfen
  5. würdet schöpfen
  6. würden schöpfen
Diverses
  1. schöpf!
  2. schöpft!
  3. schöpfen Sie!
  5. geschöpft
  6. schöpfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schöpfen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
maken Anfertigen; Anfertigung; Erzeugung; Herstellen; Herstellung; Kreieren; Verfertigung
scheppen Anfertigen; Anfertigung; Herstellung; Kreieren; Schaufeln; Spaten; Verfertigung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in het leven roepen anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen
lenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen ausleihen
lepelen löffeln; schaufeln; schöpfen
maken anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen anfertigen; ausbessern; bearbeiten; bilden; deichseln; entwickeln; erneuern; erstellen; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; fixen; flicken; formen; gestalten; gutmachen; heranbilden; herstellen; hinkriegen; innovieren; kneten; machen; modellieren; montieren; produzieren; reparieren; restaurieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen; zeugen
ontlenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen
scheppen anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; löffeln; machen; produzieren; schaffen; schaufeln; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen aufgraben; ausgraben; graben

Synoniemen voor "schöpfen":


Wiktionary: schöpfen

schöpfen
verb
  1. etwas aus einer großen Menge Flüssigkeit entnehmen
schöpfen
verb
  1. water uit een boot scheppen
  2. met een lepel of spaan een hoeveelheid materiaal uit een vat naar boven halen
Cross Translation:
FromToVia
• schöpfen → hozen; ontlenen; putten; scheppen ↔ puiser — Prendre de l’eau dans un puits, dans une rivière, à une source, etc.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0262 seconde
Page rendered in 1.0 seconds