Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor rosten (Duits) in het Nederlands

rosten:

rosten werkwoord (roste, rostst, rostt, rostte, rosttet, gerostet)

  1. rosten (verrosten; einrosten)
    roesten; verroesten; door roest ingevreten worden; inroesten

Conjugations for rosten:

Präsens
  1. roste
  2. rostst
  3. rostt
  4. rosten
  5. rostt
  6. rosten
Imperfekt
  1. rostte
  2. rosttest
  3. rostte
  4. rostten
  5. rosttet
  6. rostten
Perfekt
  1. habe gerostet
  2. hast gerostet
  3. hat gerostet
  4. haben gerostet
  5. habt gerostet
  6. haben gerostet
1. Konjunktiv [1]
  1. roste
  2. rostest
  3. roste
  4. rosten
  5. rostet
  6. rosten
2. Konjunktiv
  1. rostte
  2. rosttest
  3. rostte
  4. rostten
  5. rosttet
  6. rostten
Futur 1
  1. werde rosten
  2. wirst rosten
  3. wird rosten
  4. werden rosten
  5. werdet rosten
  6. werden rosten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde rosten
  2. würdest rosten
  3. würde rosten
  4. würden rosten
  5. würdet rosten
  6. würden rosten
Diverses
  1. rost!
  2. rostt!
  3. rosten Sie!
  4. gerostet
  5. rostend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor rosten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
door roest ingevreten worden einrosten; rosten; verrosten
inroesten einrosten; rosten; verrosten
roesten einrosten; rosten; verrosten
verroesten einrosten; rosten; verrosten

Synoniemen voor "rosten":


Wiktionary: rosten

rosten
verb
  1. het langzaam oxideren van ijzerhoudende materialen

Cross Translation:
FromToVia
rosten uithollen; roesten; corroderen; aanvreten; inbijten; uitbijten corrode — to eat away
rosten roesten; verroesten; oxideren rust — to oxidise
rosten roesten roesten — het langzaam oxideren van ijzerhoudende materialen

Verwante vertalingen van rosten