Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor reich (Duits) in het Nederlands

reich:

reich bijvoeglijk naamwoord

  1. reich (reichlich; in reichem Maße)
    ruimschoots; rijkelijk; overvloedig; royaal; scheutig
  2. reich (viel Geld haben)
    goed bij kas

Vertaal Matrix voor reich:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overvloedig in reichem Maße; reich; reichlich
rijkelijk in reichem Maße; reich; reichlich
royaal in reichem Maße; reich; reichlich ansehnlich; edel; freigebig; freizügig; fürstlich; generös; großzügig; herzlich; jovial; mild; offen; royal; verschwenderisch; weitherzig
scheutig in reichem Maße; reich; reichlich freigebig; freizügig; generös; großzügig; herzlich; jovial; mild; offen; verschwenderisch; weitherzig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ruimschoots in reichem Maße; reich; reichlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goed bij kas reich; viel Geld haben

Synoniemen voor "reich":


Wiktionary: reich

reich
adjective
  1. viele Güter oder Geldmittel besitzend
reich
adjective
  1. veel geld en/of eigendommen hebbend

Cross Translation:
FromToVia
reich welgesteld affluent — abounding in goods or riches; materially wealthy
reich rijk rich — having wealth
reich abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
reich abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig profus — didactique|fr Qui a tendance à se répandre, en parlant d'un fluide.
reich gefortuneerd; rijk; vermogend riche — qui a beaucoup de fortune

Verwante vertalingen van reich