Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- referieren:
-
Wiktionary:
- referieren → herplaatsen, terugplaatsen, aanbrengen, melden, overbrengen, verslaan, verslag uitbrengen, opleveren, opbrengen
Duits
Uitgebreide vertaling voor referieren (Duits) in het Nederlands
referieren:
-
referieren (verweisen; sichbeziehen)
Conjugations for referieren:
Präsens
- referiere
- referierst
- referiert
- referieren
- referiert
- referieren
Imperfekt
- referierte
- referiertest
- referierte
- referierten
- referiertet
- referierten
Perfekt
- habe referiert
- hast referiert
- hat referiert
- haben referiert
- habt referiert
- haben referiert
1. Konjunktiv [1]
- referiere
- referierest
- referiere
- referieren
- referieret
- referieren
2. Konjunktiv
- referierte
- referiertest
- referierte
- referierten
- referiertet
- referierten
Futur 1
- werde referieren
- wirst referieren
- wird referieren
- werden referieren
- werdet referieren
- werden referieren
1. Konjunktiv [2]
- würde referieren
- würdest referieren
- würde referieren
- würden referieren
- würdet referieren
- würden referieren
Diverses
- referier!
- referiert!
- referieren Sie!
- referiert
- referierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor referieren:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| refereren | referieren; sichbeziehen; verweisen |
Synoniemen voor "referieren":
Wiktionary: referieren
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • referieren | → herplaatsen; terugplaatsen; aanbrengen; melden; overbrengen; verslaan; verslag uitbrengen; opleveren; opbrengen | ↔ rapporter — apporter une chose, la remettre au lieu où elle était. |
Computer vertaling door derden: