Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- recken:
-
Wiktionary:
- recken → smeren, besmeren, doorsmeren, spreiden, ontvouwen, uitspreiden, uitbouwen, uitbreiden, vergroten, afwikkelen, ontrollen, uitrollen, ophouden, rekken, strekken, uitsteken, uitstrekken, verdunnen, versnijden, verwateren
Duits
Uitgebreide vertaling voor recken (Duits) in het Nederlands
recken:
-
recken (verlängern; ausdehnen)
-
recken (ausstrecken; dehnen)
-
recken (strecken; dehnen)
zich uitrekken-
zich uitrekken werkwoord
-
Conjugations for recken:
Präsens
- recke
- reckst
- reckt
- recken
- reckt
- recken
Imperfekt
- reckte
- recktest
- reckte
- reckten
- recktet
- reckten
Perfekt
- habe gereckt
- hast gereckt
- hat gereckt
- haben gereckt
- habt gereckt
- haben gereckt
1. Konjunktiv [1]
- recke
- reckest
- recke
- recken
- recket
- recken
2. Konjunktiv
- reckte
- recktest
- reckte
- reckten
- recktet
- reckten
Futur 1
- werde recken
- wirst recken
- wird recken
- werden recken
- werdet recken
- werden recken
1. Konjunktiv [2]
- würde recken
- würdest recken
- würde recken
- würden recken
- würdet recken
- würden recken
Diverses
- reck!
- reckt!
- recken Sie!
- gereckt
- reckend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor recken:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| uitrekken | Ausrecken | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| rekken | ausstrecken; dehnen; recken | aufschieben; ausweiten; dehnen; hinausschieben; verlegen; verschieben; verspäten; vertagen; verzögern; zaudern; zögern |
| uitrekken | ausdehnen; recken; verlängern | strecken |
| uitstrekken | ausstrecken; dehnen; recken | |
| verlengen | ausdehnen; recken; verlängern | verlängern |
| zich uitrekken | dehnen; recken; strecken |
Synoniemen voor "recken":
Wiktionary: recken
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • recken | → smeren; besmeren; doorsmeren; spreiden; ontvouwen; uitspreiden; uitbouwen; uitbreiden; vergroten; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; ophouden; rekken; strekken; uitsteken; uitstrekken; verdunnen; versnijden; verwateren | ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens |