Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal prasselen

Vertaal prasselen van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

prasseln:
- knappen
Wiktionary:
- prasseln → afranselen, afrossen, doorroeren, dorsen, houwen, klappen, kloppen, meppen, omroeren, roeren, slaan

Duits

Uitgebreide vertaling voor prasselen (Duits) in het Nederlands

prasseln:

prasseln werkwoord (prassele, prasselst, prasselt, prasselte, prasseltet, geprasselt)

prasseln (zerspringen; bersten; zerreißen; knistern)
knappen
- knappen werkwoord (knap, knapt, knapte, knapten, geknapt)

Conjugations for prasseln:

Präsens

prassele
prasselst
prasselt
prasselen
prasselt
prasselen

Imperfekt

prasselte
prasseltest
prasselte
prasselten
prasseltet
prasselten

Perfekt

habe geprasselt
hast geprasselt
hat geprasselt
haben geprasselt
habt geprasselt
haben geprasselt

1. Konjunktiv [1]

prassele
prasselest
prassele
prasselen
prasselet
prasselen

2. Konjunktiv

prasselte
prasseltest
prasselte
prasselten
prasseltet
prasselten

Futur 1

werde prasseln
wirst prasseln
wird prasseln
werden prasseln
werdet prasseln
werden prasseln

1. Konjunktiv [2]

würde prasseln
würdest prasseln
würde prasseln
würden prasseln
würdet prasseln
würden prasseln

Diverses

prassel!
prasselt!
prasselen Sie!
geprasselt
prasselnd

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor prasseln:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
knappen	bersten; knistern; prasseln; zerreißen; zerspringen

Synoniemen voor "prasseln":

knistern

Wiktionary: prasseln

Cross Translation:

From	To	Via
• prasseln	→ afranselen; afrossen; doorroeren; dorsen; houwen; klappen; kloppen; meppen; omroeren; roeren; slaan	↔ battre — frapper de coups répétés.

Computer vertaling door derden: