Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- praktisch:
-
Wiktionary:
- praktisch → praktisch
- praktisch → praktizerend, praktisch
- praktisch → handig, praktisch
Duits
Uitgebreide vertaling voor praktisch (Duits) in het Nederlands
praktisch:
-
praktisch (die Praxis betreffend)
-
praktisch (simpel; leicht)
practisch; nuttig; gemakkelijk-
practisch bijvoeglijk naamwoord
-
nuttig bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
praktisch (so gut wie)
als het ware-
als het ware bijvoeglijk naamwoord
-
-
praktisch (in der Praxis)
in de praktijk-
in de praktijk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor praktisch:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gemakkelijk | leicht; praktisch; simpel | albern; angenehm; anspruchslos; behaglich; bei weitem; bequem; bequemlich; dumm; einfach; geistlos; gemächlich; gemütlich; gesellig; glatt; häuslich; imHandumdrehen; kindisch; komfortabel; leicht; mühelos; nicht schwer; schlicht; schön; simpel; stumpf; stumpfsinnig; vergnüglich; wohltuend |
nuttig | leicht; praktisch; simpel | benutzbar; brauchbar; geeignet; nützlich; verwendbar |
praktisch | die Praxis betreffend; praktisch | brauchbar |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gemakkelijk | leicht; mühelos | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
als het ware | praktisch; so gut wie | |
in de praktijk | die Praxis betreffend; in der Praxis; praktisch | |
practisch | leicht; praktisch; simpel |
Synoniemen voor "praktisch":
Wiktionary: praktisch
praktisch
Cross Translation:
adverb
-
nahezu, so gut wie
- praktisch → praktisch
-
in der Praxis, auf Realität bezogen
- praktisch → praktizerend; praktisch
-
allgemein: handlich, gut
- praktisch → praktisch
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• praktisch | → handig | ↔ handy — easy to use |
• praktisch | → praktisch | ↔ practical — based on practice or action rather than theory or hypothesis |
• praktisch | → praktisch | ↔ virtually — almost |