Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal phantasieren

Vertaal phantasieren van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. phantasieren:

Duits

Uitgebreide vertaling voor phantasieren (Duits) in het Nederlands

phantasieren:

phantasieren werkwoord (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)

  1. phantasieren (ausdenken; erfinden; ersinnen; )
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken werkwoord (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten werkwoord (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren werkwoord (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  2. phantasieren (nachdenken über; nachdenken; überdenken; )
    beschouwen; nadenken; overdenken; overpeinzen; bedenken; bespiegelen; peinzen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • overpeinzen werkwoord (overpeins, overpeinst, overpeinsde, overpeinsden, overpeinsd)
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • bespiegelen werkwoord (bespiegel, bespiegelt, bespiegelde, bespiegelden, bespiegeld)
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
  3. phantasieren (Unsinn reden; quatschen; schwätzen; faseln; irre reden)
    raaskallen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken; onzin uitkramen
    • raaskallen werkwoord (raaskal, raaskalt, raaskalde, raaskalden, geraaskald)
    • kletsen werkwoord (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • onzin verkopen werkwoord (verkoop onzin, verkoopt onzin, verkocht onzin, verkochten onzin, onzin verkocht)
    • ijlen werkwoord (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)
    • wartaal spreken werkwoord
    • onzin uitkramen werkwoord

Conjugations for phantasieren:

Präsens
  1. phantasiere
  2. phantasierst
  3. phantasiert
  4. phantasieren
  5. phantasiert
  6. phantasieren
Imperfekt
  1. phantasierte
  2. phantasiertest
  3. phantasierte
  4. phantasierten
  5. phantasiertet
  6. phantasierten
Perfekt
  1. habe phantasiert
  2. hast phantasiert
  3. hat phantasiert
  4. haben phantasiert
  5. habt phantasiert
  6. haben phantasiert
1. Konjunktiv [1]
  1. phantasiere
  2. phantasierest
  3. phantasiere
  4. phantasieren
  5. phantasieret
  6. phantasieren
2. Konjunktiv
  1. phantasierte
  2. phantasiertest
  3. phantasierte
  4. phantasierten
  5. phantasiertet
  6. phantasierten
Futur 1
  1. werde phantasieren
  2. wirst phantasieren
  3. wird phantasieren
  4. werden phantasieren
  5. werdet phantasieren
  6. werden phantasieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde phantasieren
  2. würdest phantasieren
  3. würde phantasieren
  4. würden phantasieren
  5. würdet phantasieren
  6. würden phantasieren
Diverses
  1. phantasier!
  2. phantasiert!
  3. phantasieren Sie!
  5. phantasiert
  6. phantasierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor phantasieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bespiegelen Kontemplation
fantaseren Phantasieren; Servieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenken ausdenken; ausklügeln; austüfteln; brüten; erdichten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; planen; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen bedenken; einen Plan entwerfen; einfallen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen
beschouwen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen
bespiegelen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
fantaseren ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
ijlen Unsinn reden; faseln; irre reden; phantasieren; quatschen; schwätzen beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; sich beeilen; sputen; wetzen
kletsen Unsinn reden; faseln; irre reden; phantasieren; quatschen; schwätzen ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schnattern; schwatzen; schwätzen; sprechen; staken; tratschen; weitererzählen; äußern
nadenken ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen grübeln; nachdenken; sinnen; überlegen
onzin uitkramen Unsinn reden; faseln; irre reden; phantasieren; quatschen; schwätzen
onzin verkopen Unsinn reden; faseln; irre reden; phantasieren; quatschen; schwätzen
overdenken ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen abwägen; ausmachen; aussetzen; bedenken; beschauen; bestimmen; betrachten; ermessen; ernennen; erwägen; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
overpeinzen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
peinzen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen grübeln; nachdenken; sinnen; überlegen
raaskallen Unsinn reden; faseln; irre reden; phantasieren; quatschen; schwätzen
uitdenken ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken ausknobeln; sich ausdenken
verdichten ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
verzinnen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen
voorwenden ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken erdichten; erfinden; heucheln; sichverstellen; simulieren; spielen; vorgeben; vormachen; vortun; vortäuschen
wartaal spreken Unsinn reden; faseln; irre reden; phantasieren; quatschen; schwätzen

Synoniemen voor "phantasieren":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0401 seconde
Page rendered in 1.0 seconds