Duits
Uitgebreide vertaling voor pappen (Duits) in het Nederlands
pappen:
-
pappen
Conjugations for pappen:
Präsens
- pappe
- pappst
- pappt
- pappen
- pappt
- pappen
Imperfekt
- pappte
- papptest
- pappte
- pappten
- papptet
- pappten
Perfekt
- habe gepappt
- hast gepappt
- hat gepappt
- haben gepappt
- habt gepappt
- haben gepappt
1. Konjunktiv [1]
- pappe
- pappest
- pappe
- pappen
- pappet
- pappen
2. Konjunktiv
- pappte
- papptest
- pappte
- pappten
- papptet
- pappten
Futur 1
- werde pappen
- wirst pappen
- wird pappen
- werden pappen
- werdet pappen
- werden pappen
1. Konjunktiv [2]
- würde pappen
- würdest pappen
- würde pappen
- würden pappen
- würdet pappen
- würden pappen
Diverses
- papp!
- pappt!
- pappen Sie!
- gepappt
- pappend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor pappen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
koeken | Kuchen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
koeken | pappen |
Synoniemen voor "pappen":
Computer vertaling door derden: