Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor ordinär (Duits) in het Nederlands
ordinär:
-
ordinär (alltäglich; gewöhnlich; gängig; trivial)
ordinair; alledaags; gewoon; niets bijzonders; eenvoudig-
ordinair bijvoeglijk naamwoord
-
alledaags bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
niets bijzonders bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
ordinär (vulgär; platt; schäbig; gewöhnlich; banal; schofel)
vulgair; grof; ordinair; platvloers; plat-
vulgair bijvoeglijk naamwoord
-
grof bijvoeglijk naamwoord
-
ordinair bijvoeglijk naamwoord
-
platvloers bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
-
ordinär (platt; vulgär)
Vertaal Matrix voor ordinär:
Synoniemen voor "ordinär":
Computer vertaling door derden: