Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. obgleich:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor obgleich (Duits) in het Nederlands

obgleich:

obgleich bijvoeglijk naamwoord

  1. obgleich (obschon; obwohl; wenngleich; wiewohl)
    hoewel; alhoewel; al; ofschoon
  2. obgleich (obwohl; jedoch)
    nog wel

Vertaal Matrix voor obgleich:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
al obgleich; obschon; obwohl; wenngleich; wiewohl allerdings; dennoch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alhoewel obgleich; obschon; obwohl; wenngleich; wiewohl
hoewel obgleich; obschon; obwohl; wenngleich; wiewohl
nog wel jedoch; obgleich; obwohl
ofschoon obgleich; obschon; obwohl; wenngleich; wiewohl

Synoniemen voor "obgleich":


Wiktionary: obgleich

obgleich
conjunction
  1. drukt een tegenstelling uit

Cross Translation:
FromToVia
obgleich alhoewel; hoewel; ofschoon albeit — despite its being; although
obgleich zelfs als même si — Conjonction indiquant que la proposition qui précède est également vraie quand la proposition qui suit est vraie.