Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal nachgehen

Vertaal nachgehen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. nachgehen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor nachgehen (Duits) in het Nederlands

nachgehen:

nachgehen werkwoord (geh nach, gehst nach, geht nach, ging nach, gingt nach, nachgegangen)

  1. nachgehen (überprüfen; verifizieren; nachprüfen; )
    checken; verifiëren; natrekken; nagaan
    • checken werkwoord (check, checkt, checkte, checkten, gecheckt)
    • verifiëren werkwoord (verifiëer, verifiëert, verifiëerde, verifiëerden, geverifiëerd)
    • natrekken werkwoord (trek na, trekt na, trok na, trokken na, nagetrokken)
    • nagaan werkwoord (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)
  2. nachgehen
    achterlopen
    • achterlopen werkwoord (loop achter, loopt achter, liep achter, liepen achter, achtergelopen)
  3. nachgehen (verfolgen; folgen; nachjagen)
    achtervolgen; achternazitten; volgen; nazitten
    • achtervolgen werkwoord (achtervolg, achtervolgt, achtervolgde, achtervolgden, achtervolgd)
    • achternazitten werkwoord (zit achterna, zat achterna, zaten achterna, achternagezeten)
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • nazitten werkwoord (zit na, zat na, zaten na, nagezeten)
  4. nachgehen (forschen; untersuchen; spüren; )
    onderzoeken; vorsen; speuren
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • vorsen werkwoord (vors, vorst, vorste, vorsten, gevorst)
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
  5. nachgehen (bespitzeln; prüfen; erkunden; )
    bespieden; verspieden

Conjugations for nachgehen:

Präsens
  1. geh nach
  2. gehst nach
  3. geht nach
  4. gehen nach
  5. geht nach
  6. gehen nach
Imperfekt
  1. ging nach
  2. gingst nach
  3. ging nach
  4. gingen nach
  5. gingt nach
  6. gingen nach
Perfekt
  1. bin nachgegangen
  2. bist nachgegangen
  3. ist nachgegangen
  4. sind nachgegangen
  5. seid nachgegangen
  6. sind nachgegangen
1. Konjunktiv [1]
  1. gehe nach
  2. gehest nach
  3. gehe nach
  4. gehen nach
  5. gehet nach
  6. gehen nach
2. Konjunktiv
  1. ginge nach
  2. gingest nach
  3. ginge nach
  4. gingen nach
  5. gingt nach
  6. gingen nach
Futur 1
  1. werde nachgehen
  2. wirst nachgehen
  3. wird nachgehen
  4. werden nachgehen
  5. werdet nachgehen
  6. werden nachgehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde nachgehen
  2. würdest nachgehen
  3. würde nachgehen
  4. würden nachgehen
  5. würdet nachgehen
  6. würden nachgehen
Diverses
  1. geh nach!
  2. geht nach!
  3. gehen Sie nach!
  5. nachgegangen
  6. nachgehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor nachgehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achtervolgen Vervolgen
volgen Vervolgen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterlopen nachgehen
achternazitten folgen; nachgehen; nachjagen; verfolgen
achtervolgen folgen; nachgehen; nachjagen; verfolgen
bespieden auskundschaften; bespitzeln; erforschen; ergründen; erkunden; nachgehen; prüfen; spähen Spionage treiben; spionieren
checken erforschen; erkunden; feststellen; forschen; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachspüren; prüfen; untersuchen; verifizieren; überprüfen
nagaan erforschen; erkunden; feststellen; forschen; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachspüren; prüfen; untersuchen; verifizieren; überprüfen beweisen; erweisen; kontrollieren; nachprüfen; nachweisen; prüfen; testen; vorweisen; vorzeigen; überprüfen
natrekken erforschen; erkunden; feststellen; forschen; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachspüren; prüfen; untersuchen; verifizieren; überprüfen
nazitten folgen; nachgehen; nachjagen; verfolgen
onderzoeken ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen abfühlen; abtasten; ausforschen; ausprobieren; erproben; forschen; inspizieren; kontrollieren; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen
speuren ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; herumkramen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spionieren; spähen; spüren; stöbern; suchen; wittern
verifiëren erforschen; erkunden; feststellen; forschen; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachspüren; prüfen; untersuchen; verifizieren; überprüfen
verspieden auskundschaften; bespitzeln; erforschen; ergründen; erkunden; nachgehen; prüfen; spähen
volgen folgen; nachgehen; nachjagen; verfolgen beachten; begleiten; folgen; geleiten; herumführen; hinterherkommen; mitgehen; nachfolgen; nachkommen
vorsen ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen

Synoniemen voor "nachgehen":


Wiktionary: nachgehen

nachgehen
verb
  1. een vroegere tijd aangeven dan de juiste
Cross Translation:
FromToVia
• nachgehen → beoefenen ↔ pursue — to participate in, practise (an activity, profession)







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1117 seconde
Page rendered in 1.0 seconds