Duits
Uitgebreide vertaling voor nörglerisch (Duits) in het Nederlands
nörglerisch:
-
nörglerisch (mürrisch; kribbelig; schlechtgelaunt; grimmig; unwirsch; griesgrämig; verdrießlich; brummig; knurrig; sauertöpfisch)
-
nörglerisch (klagend; kläglich; elend; quengelig; jammervoll)
klagend; lamenterend; jeremiërend; jammerend; klaaglijk; weeklagend; klagelijk-
klagend bijvoeglijk naamwoord
-
lamenterend bijvoeglijk naamwoord
-
jeremiërend bijvoeglijk naamwoord
-
jammerend bijvoeglijk naamwoord
-
klaaglijk bijvoeglijk naamwoord
-
weeklagend bijvoeglijk naamwoord
-
klagelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
nörglerisch (quengelig; weinerlich)