Duits

Uitgebreide vertaling voor nörglerisch (Duits) in het Nederlands

nörglerisch:

nörglerisch bijvoeglijk naamwoord

  1. nörglerisch (mürrisch; kribbelig; schlechtgelaunt; )
    mopperig; brommerig
  2. nörglerisch (klagend; kläglich; elend; quengelig; jammervoll)
    klagend; lamenterend; jeremiërend; jammerend; klaaglijk; weeklagend; klagelijk
  3. nörglerisch (quengelig; weinerlich)
    pruilerig

Vertaal Matrix voor nörglerisch:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brommerig brummig; griesgrämig; grimmig; knurrig; kribbelig; mürrisch; nörglerisch; sauertöpfisch; schlechtgelaunt; unwirsch; verdrießlich
klaaglijk elend; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig jammernd; jammervoll; klagend; kläglich
klagelijk elend; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig
mopperig brummig; griesgrämig; grimmig; knurrig; kribbelig; mürrisch; nörglerisch; sauertöpfisch; schlechtgelaunt; unwirsch; verdrießlich
pruilerig nörglerisch; quengelig; weinerlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jammerend elend; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig jammernd; jammervoll; klagend; kläglich
jeremiërend elend; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig jammernd; jammervoll; klagend; kläglich
klagend elend; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig
lamenterend elend; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig
weeklagend elend; jammervoll; klagend; kläglich; nörglerisch; quengelig

Synoniemen voor "nörglerisch":