Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal lochen

Vertaal lochen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lochen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor lochen (Duits) in het Nederlands

lochen:

lochen werkwoord (loche, lochst, locht, lochte, lochtet, gelocht)

  1. lochen (stanzen; punzen)
    stansen; ponsen; doorponsen
    • stansen werkwoord (stans, stanst, stanste, stansten, gestanst)
    • ponsen werkwoord (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)
    • doorponsen werkwoord (doorpons, doorponst, doorponste, doorponsten, doorgeponst)
  2. lochen (penetrieren; durchdringen; einbrechen; )
    doordringen; penetreren
    • doordringen werkwoord (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)
    • penetreren werkwoord (penetreer, penetreert, penetreerde, penetreerden, gepenetreerd)

Conjugations for lochen:

Präsens
  1. loche
  2. lochst
  3. locht
  4. lochen
  5. locht
  6. lochen
Imperfekt
  1. lochte
  2. lochtest
  3. lochte
  4. lochten
  5. lochtet
  6. lochten
Perfekt
  1. habe gelocht
  2. hast gelocht
  3. hat gelocht
  4. haben gelocht
  5. habt gelocht
  6. haben gelocht
1. Konjunktiv [1]
  1. loche
  2. lochest
  3. loche
  4. lochen
  5. lochet
  6. lochen
2. Konjunktiv
  1. lochte
  2. lochtest
  3. lochte
  4. lochten
  5. lochtet
  6. lochten
Futur 1
  1. werde lochen
  2. wirst lochen
  3. wird lochen
  4. werden lochen
  5. werdet lochen
  6. werden lochen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde lochen
  2. würdest lochen
  3. würde lochen
  4. würden lochen
  5. würdet lochen
  6. würden lochen
Diverses
  1. loch!
  2. locht!
  3. lochen Sie!
  5. gelocht
  6. lochend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor lochen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doordringen durchbohren; durchdringen; durchlöchern; durchstechen; einbrechen; eindringen; einschneiden; erstechen; hineindringen; lochen; penetrieren angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen
doorponsen lochen; punzen; stanzen
penetreren durchbohren; durchdringen; durchlöchern; durchstechen; einbrechen; eindringen; einschneiden; erstechen; hineindringen; lochen; penetrieren durchbohren; durchdringen; eindringen; einnisten; hereinbrechen; hineindringen; hineinstecken; penetrieren
ponsen lochen; punzen; stanzen
stansen lochen; punzen; stanzen

Synoniemen voor "lochen":


Wiktionary: lochen

lochen
verb
  1. gaten in iets (vaak papier of metaal) maken door middel van een pons
Cross Translation:
FromToVia
• lochen → doorzeven; knippen; ponsen; doorboren; boren ↔ percer — Traverser en faisant un trou, une ouverture. (Sens général).

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0390 seconde
Page rendered in 1.0 seconds