Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- landen:
-
Wiktionary:
- landen → belanden, landen, terechtkomen
- landen → landen, [[aan de grond zetten]], dalen, neerstrijken
Duits
Uitgebreide vertaling voor landen (Duits) in het Nederlands
landen:
-
landen (einfliegen)
Conjugations for landen:
Präsens
- lande
- landst
- landt
- landen
- landt
- landen
Imperfekt
- landte
- landtest
- landte
- landten
- landtet
- landten
Perfekt
- bin gelandet
- bist gelandet
- ist gelandet
- sind gelandet
- seid gelandet
- sind gelandet
1. Konjunktiv [1]
- lande
- landest
- lande
- landen
- landet
- landen
2. Konjunktiv
- landte
- landtest
- landte
- landten
- landtet
- landten
Futur 1
- werde landen
- wirst landen
- wird landen
- werden landen
- werdet landen
- werden landen
1. Konjunktiv [2]
- würde landen
- würdest landen
- würde landen
- würden landen
- würdet landen
- würden landen
Diverses
- land!
- landt!
- landen Sie!
- gelandet
- landend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor landen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
landen | Länder | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aankomen op vliegveld | einfliegen; landen | |
landen | einfliegen; landen | absteigen; an Land gehen; anlegen; herabsteigen; heruntersteigen; hinabsteigen; hingeraten; hinkommen; hinunterkommen; hinuntersteigen; niedersteigen; zurechtkommen |