Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lässig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor lässig (Duits) in het Nederlands

lässig:

lässig bijvoeglijk naamwoord

  1. lässig (nachlässig; fahrlässig; unsorgfältig; )
    nalatig
  2. lässig (müde; faul; langsam; )
    lijzig; loom; log
    • lijzig bijvoeglijk naamwoord
    • loom bijvoeglijk naamwoord
    • log bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor lässig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lijzig arbeitsscheu; denkfaul; faul; flau; freudlos; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; teilnahmslos; träge; trödelig
log arbeitsscheu; denkfaul; faul; flau; freudlos; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; teilnahmslos; träge; trödelig grob; plump; pummelig
loom arbeitsscheu; denkfaul; faul; flau; freudlos; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; teilnahmslos; träge; trödelig
nalatig fahrlässig; gedankenlos; lässig; nachlässig; schlampig; säumig; unsorgfältig

Synoniemen voor "lässig":


Wiktionary: lässig

lässig
adjective
  1. achteloos, onbekommerd

Cross Translation:
FromToVia
lässig nonchalant nonchalant — casually calm and relaxed

Computer vertaling door derden: