Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. krank:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor krank (Duits) in het Nederlands

krank:

krank bijvoeglijk naamwoord

  1. krank (unwohl; unpässlich)
    ziek; aan een ziekte lijdend

Vertaal Matrix voor krank:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ziek krank; unpässlich; unwohl
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan een ziekte lijdend krank; unpässlich; unwohl

Synoniemen voor "krank":


Wiktionary: krank

krank
adjective
  1. körperlich, gesundheitlich eingeschränkt sein

Cross Translation:
FromToVia
krank ziek ill — suffering from a disease
krank ziek; zieke sick — in poor health
krank ziek malade — Dont la santé est altérée
krank ziek malade — Sens 2

Verwante vertalingen van krank