Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- kontrollieren:
-
Wiktionary:
- kontrollieren → controleren
- kontrollieren → beheersen, besturen, controleren, toezicht houden, surveilleren, de scepter zwaaien, heersen, regeren, aflezen, checken, nakijken, toezien, acht slaan op, letten op, opletten, oppassen, passen op
Duits
Uitgebreide vertaling voor kontrolliertet (Duits) in het Nederlands
kontrollieren:
kontrollieren werkwoord (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
kontrollieren (nachprüfen; überprüfen; prüfen; testen)
-
kontrollieren (erproben; untersuchen; prüfen; überprüfen; testen; ausprobieren; proben; inspizieren)
-
kontrollieren (prüfen; mustern; inspizieren; examinieren)
-
kontrollieren (nachprüfen; überprüfen; nachsehen; prüfen)
-
kontrollieren (examinieren; prüfen; testen; überprüfen; nachsehen; nachprüfen; abhören)
-
kontrollieren (kommandieren; regieren; herrschen; befehlen; gebieten; steuern; lenken; beherrschen)
overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen-
gezaghebben werkwoord
-
macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
-
kontrollieren (unter Kontrolle haben)
onder controle hebben-
onder controle hebben werkwoord
-
-
kontrollieren
Conjugations for kontrollieren:
Präsens
- kontrolliere
- kontrollierst
- kontrolliert
- kontrollieren
- kontrolliert
- kontrollieren
Imperfekt
- kontrollierte
- kontrolliertest
- kontrollierte
- kontrollierten
- kontrolliertet
- kontrollierten
Perfekt
- habe kontrolliert
- hast kontrolliert
- hat kontrolliert
- haben kontrolliert
- habt kontrolliert
- haben kontrolliert
1. Konjunktiv [1]
- kontrolliere
- kontrollierest
- kontrolliere
- kontrollieren
- kontrollieret
- kontrollieren
2. Konjunktiv
- kontrollierte
- kontrolliertest
- kontrollierte
- kontrollierten
- kontrolliertet
- kontrollierten
Futur 1
- werde kontrollieren
- wirst kontrollieren
- wird kontrollieren
- werden kontrollieren
- werdet kontrollieren
- werden kontrollieren
1. Konjunktiv [2]
- würde kontrollieren
- würdest kontrollieren
- würde kontrollieren
- würden kontrollieren
- würdet kontrollieren
- würden kontrollieren
Diverses
- kontrollier!
- kontrolliert!
- kontrollieren Sie!
- kontrolliert
- kontrollierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor kontrollieren:
Synoniemen voor "kontrollieren":
Wiktionary: kontrollieren
kontrollieren
Cross Translation:
verb
-
inspecteren, toezicht houden, onderzoeken, nazien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kontrollieren | → beheersen; besturen; controleren | ↔ control — to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of |
• kontrollieren | → toezicht houden; surveilleren; controleren | ↔ monitor — watch over, guard |
• kontrollieren | → toezicht houden; besturen; de scepter zwaaien; heersen; regeren; aflezen; checken; controleren; nakijken; surveilleren; toezien; acht slaan op; letten op; opletten; oppassen; passen op | ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler. |
• kontrollieren | → aflezen; checken; controleren; nakijken; surveilleren; toezien | ↔ vérifier — examiner, rechercher si une chose est vraie, si elle est telle qu’elle doit être ou qu’on l’déclarer. |