Duits

Uitgebreide vertaling voor konferieren (Duits) in het Nederlands

konferieren:

konferieren werkwoord (konferiere, konferierst, konferiert, konferierte, konferiertet, konferiert)

  1. konferieren (tagen; beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten)
    in bespreking zijn; vergaderen
  2. konferieren (beratschlagen; beraten; sich beraten; )
    overwegen; beraadslagen
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • beraadslagen werkwoord (beraadslaag, beraadslaagt, beraadslaagde, beraadslaagden, beraadslaagd)
    overleggen
    – het praten erover 1
    • overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)
  3. konferieren (tagen; beraten; beratschlagen)
    confereren; een conferentie houden
    • confereren werkwoord (confereer, confereert, confereerde, confereerden, geconfereerd)
    • een conferentie houden werkwoord (houd een conferentie, houdt een conferentie, hield een conferentie, hielden een conferentie, een conferentie gehouden)

Conjugations for konferieren:

Präsens
  1. konferiere
  2. konferierst
  3. konferiert
  4. konferieren
  5. konferiert
  6. konferieren
Imperfekt
  1. konferierte
  2. konferiertest
  3. konferierte
  4. konferierten
  5. konferiertet
  6. konferierten
Perfekt
  1. habe konferiert
  2. hast konferiert
  3. hat konferiert
  4. haben konferiert
  5. habt konferiert
  6. haben konferiert
1. Konjunktiv [1]
  1. konferiere
  2. konferierest
  3. konferiere
  4. konferieren
  5. konferieret
  6. konferieren
2. Konjunktiv
  1. konferierte
  2. konferiertest
  3. konferierte
  4. konferierten
  5. konferiertet
  6. konferierten
Futur 1
  1. werde konferieren
  2. wirst konferieren
  3. wird konferieren
  4. werden konferieren
  5. werdet konferieren
  6. werden konferieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde konferieren
  2. würdest konferieren
  3. würde konferieren
  4. würden konferieren
  5. würdet konferieren
  6. würden konferieren
Diverses
  1. konferier!
  2. konferiert!
  3. konferieren Sie!
  4. konferiert
  5. konferierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor konferieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overwegen Abwägen; Bedenken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beraadslagen Sitzung halten; abwägen; beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten; konferieren; sich beraten; tagen
confereren beraten; beratschlagen; konferieren; tagen
een conferentie houden beraten; beratschlagen; konferieren; tagen
in bespreking zijn beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten; konferieren; tagen
overleggen Sitzung halten; abwägen; beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten; konferieren; sich beraten; tagen
overwegen Sitzung halten; abwägen; beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten; konferieren; sich beraten; tagen abwägen; ausmachen; aussetzen; bedenken; beschauen; bestimmen; betrachten; ermessen; ernennen; erwägen; reflektieren; schätzen; sichberaten; spekulieren; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
vergaderen beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten; konferieren; tagen

Synoniemen voor "konferieren":