Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal knicke

Vertaal knicke van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. knicken:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor knicke (Duits) in het Nederlands

knicken:

knicken werkwoord (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)

  1. knicken (krümmen; beugen; hinneigen)
    buigen; krommen; krom buigen
    • buigen werkwoord (buig, buigt, boog, bogen, gebogen)
    • krommen werkwoord (krom, kromt, kromde, kromden, gekromd)
    • krom buigen werkwoord (buig krom, buigt krom, boog krom, bogen krom, krom gebogen)
  2. knicken (abknacken; brechen; zerbrechen; knacken; abbrechen)
    afknappen; er vanaf breken
  3. knicken (sichbeugen; biegen; beugen; )
    welven; buigen; krommen
    • welven werkwoord (welf, welft, welfde, welfden, gewelfd)
    • buigen werkwoord (buig, buigt, boog, bogen, gebogen)
    • krommen werkwoord (krom, kromt, kromde, kromden, gekromd)

Conjugations for knicken:

Präsens
  1. knicke
  2. knickst
  3. knickt
  4. knicken
  5. knickt
  6. knicken
Imperfekt
  1. knickte
  2. knicktest
  3. knickte
  4. knickten
  5. knicktet
  6. knickten
Perfekt
  1. habe geknickt
  2. hast geknickt
  3. hat geknickt
  4. haben geknickt
  5. habt geknickt
  6. haben geknickt
1. Konjunktiv [1]
  1. knicke
  2. knickest
  3. knicke
  4. knicken
  5. knicket
  6. knicken
2. Konjunktiv
  1. knickte
  2. knicktest
  3. knickte
  4. knickten
  5. knicktet
  6. knickten
Futur 1
  1. werde knicken
  2. wirst knicken
  3. wird knicken
  4. werden knicken
  5. werdet knicken
  6. werden knicken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde knicken
  2. würdest knicken
  3. würde knicken
  4. würden knicken
  5. würdet knicken
  6. würden knicken
Diverses
  1. knick!
  2. knickt!
  3. knicken Sie!
  5. geknickt
  6. knickend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor knicken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknappen abbrechen; abknacken; brechen; knacken; knicken; zerbrechen
buigen beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen Ehre bezeugen; beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen
er vanaf breken abbrechen; abknacken; brechen; knacken; knicken; zerbrechen
krom buigen beugen; hinneigen; knicken; krümmen biegen; umbiegen; verbiegen
krommen beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen
welven beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen

Synoniemen voor "knicken":


Wiktionary: knicken

Cross Translation:
FromToVia
• knicken → buigen; plooien ↔ flex — to bend something







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0249 seconde
Page rendered in 1.0 seconds