Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal klimpern

Vertaal klimpern van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

klimpern:
- rammelen; kletteren
Wiktionary:
- klimpern → kletteren, klingelen, rinkelen, tingelen, aflopen, beieren, galmen, kleppen, luiden, schalmen, overgaan

Duits

Uitgebreide vertaling voor klimpern (Duits) in het Nederlands

klimpern:

klimpern werkwoord (klimpere, klimperst, klimpert, klimperte, klimpertet, geklimpert)

klimpern (klirren; klappern; rasseln; klingeln; rütteln; rattern; klingen; hacken; rumpeln; hüpfen; hinken)
rammelen; kletteren
- rammelen werkwoord (rammel, rammelt, rammelde, rammelden, gerammeld)
- kletteren werkwoord (kletter, klettert, kletterde, kletterden, gekletterd)

Conjugations for klimpern:

Präsens

klimpere
klimperst
klimpert
klimperen
klimpert
klimperen

Imperfekt

klimperte
klimpertest
klimperte
klimperten
klimpertet
klimperten

Perfekt

habe geklimpert
hast geklimpert
hat geklimpert
haben geklimpert
habt geklimpert
haben geklimpert

1. Konjunktiv [1]

klimpere
klimperest
klimpere
klimperen
klimperet
klimperen

2. Konjunktiv

klimperte
klimpertest
klimperte
klimperten
klimpertet
klimperten

Futur 1

werde klimpern
wirst klimpern
wird klimpern
werden klimpern
werdet klimpern
werden klimpern

1. Konjunktiv [2]

würde klimpern
würdest klimpern
würde klimpern
würden klimpern
würdet klimpern
würden klimpern

Diverses

klimper!
klimpert!
klimperen Sie!
geklimpert
klimpernd

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor klimpern:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kletteren	hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln
rammelen	hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln	Hunger haben; rumoren

Synoniemen voor "klimpern":

Wiktionary: klimpern

Cross Translation:

From	To	Via
• klimpern	→ kletteren; klingelen; rinkelen; tingelen; aflopen; beieren; galmen; kleppen; luiden; schalmen; overgaan	↔ tinter — faire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.