Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kleckern:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor kleckern (Duits) in het Nederlands

kleckern:

kleckern werkwoord (kleckere, kleckerst, kleckert, kleckerte, kleckertet, gekleckert)

  1. kleckern (manschen; beschmutzen; schweinigeln; )
    morsen; knoeien; vlekken; kladden
    • morsen werkwoord (mors, morst, morste, morsten, gemorst)
    • knoeien werkwoord (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)
    • vlekken werkwoord (vlek, vlekt, vlekte, vlekten, gevlekt)
    • kladden werkwoord (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)
  2. kleckern (schweinigeln; schmieren; sudeln)
    keutelen
    • keutelen werkwoord (keutel, keutelt, keutelde, keutelden, gekeuteld)
  3. kleckern (vergießen; gießen; verschwenden; vergeuden; vertun)
    vergieten
    • vergieten werkwoord (vergiet, vergoot, vergoten, vergoten)

Conjugations for kleckern:

Präsens
  1. kleckere
  2. kleckerst
  3. kleckert
  4. kleckeren
  5. kleckert
  6. kleckeren
Imperfekt
  1. kleckerte
  2. kleckertest
  3. kleckerte
  4. kleckerten
  5. kleckertet
  6. kleckerten
Perfekt
  1. habe gekleckert
  2. hast gekleckert
  3. hat gekleckert
  4. haben gekleckert
  5. habt gekleckert
  6. haben gekleckert
1. Konjunktiv [1]
  1. kleckere
  2. kleckerest
  3. kleckere
  4. kleckeren
  5. kleckeret
  6. kleckeren
2. Konjunktiv
  1. kleckerte
  2. kleckertest
  3. kleckerte
  4. kleckerten
  5. kleckertet
  6. kleckerten
Futur 1
  1. werde kleckern
  2. wirst kleckern
  3. wird kleckern
  4. werden kleckern
  5. werdet kleckern
  6. werden kleckern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kleckern
  2. würdest kleckern
  3. würde kleckern
  4. würden kleckern
  5. würdet kleckern
  6. würden kleckern
Diverses
  1. klecker!
  2. kleckert!
  3. kleckeren Sie!
  4. gekleckert
  5. kleckernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kleckern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vergieten Geschrei
vlekken Flecken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
keutelen kleckern; schmieren; schweinigeln; sudeln
kladden beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen kalken; tünchen
knoeien beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen herumpfuschen; pfuschen; stümpern
morsen beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen
vergieten gießen; kleckern; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun
vlekken beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen beschmutzen; leicht schmutzig werden

Wiktionary: kleckern

kleckern
verb
  1. (overgankelijk) materiaal daar laten belanden waar niet thuis hoort

Computer vertaling door derden: