Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. jüngst:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor jüngst (Duits) in het Nederlands

jüngst:

jüngst bijvoeglijk naamwoord

  1. jüngst (vor kurzem; letztens; neulich)
    kortgeleden; recentelijk; onlangs; laatstelijk; laatst; pas; kortelings
  2. jüngst (geringst)
    jongst
    • jongst bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor jüngst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pas Ausweis; Ausweiskarte; Bankpaß; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß; Reisedokument; Reisepaß; Schritt; Tritt
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laatst jüngst; letztens; neulich; vor kurzem
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kortelings jüngst; letztens; neulich; vor kurzem
kortgeleden jüngst; letztens; neulich; vor kurzem
laatstelijk jüngst; letztens; neulich; vor kurzem neulich
onlangs jüngst; letztens; neulich; vor kurzem
pas jüngst; letztens; neulich; vor kurzem gerade; neulich; vorhin
recentelijk jüngst; letztens; neulich; vor kurzem
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jongst geringst; jüngst

Synoniemen voor "jüngst":


Wiktionary: jüngst

jüngst
adverb
  1. vor kurzem

Cross Translation:
FromToVia
jüngst recent recent — having happened a short while ago