Duits
Uitgebreide vertaling voor investieren (Duits) in het Nederlands
investieren:
-
investieren (anlegen; investierenin)
-
investieren
ergens geld aan uitgeven-
ergens geld aan uitgeven werkwoord (geef ergens geld aan uit, geeft ergens geld aan uit, gaf ergens geld aan uit, gaven ergens geld aan uit, ergens geld aan uitgegeven)
-
Conjugations for investieren:
Präsens
- investiere
- investierst
- investiert
- investieren
- investiert
- investieren
Imperfekt
- investierte
- investiertest
- investierte
- investierten
- investiertet
- investierten
Perfekt
- habe investiert
- hast investiert
- hat investiert
- haben investiert
- habt investiert
- haben investiert
1. Konjunktiv [1]
- investiere
- investierest
- investiere
- investieren
- investieret
- investieren
2. Konjunktiv
- investierte
- investiertest
- investierte
- investierten
- investiertet
- investierten
Futur 1
- werde investieren
- wirst investieren
- wird investieren
- werden investieren
- werdet investieren
- werden investieren
1. Konjunktiv [2]
- würde investieren
- würdest investieren
- würde investieren
- würden investieren
- würdet investieren
- würden investieren
Diverses
- investiere!
- investiert!
- investieren Sie!
- investiert
- investierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor investieren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beleggen | anlegen; investieren; investierenin | |
ergens geld aan uitgeven | investieren | |
investeren | anlegen; investieren; investierenin |
Synoniemen voor "investieren":
Computer vertaling door derden: