Duits

Uitgebreide vertaling voor inaugurieren (Duits) in het Nederlands

inaugurieren:

inaugurieren werkwoord (inauguriere, inaugurierst, inauguriert, inaugurierte, inauguriertet, inauguriert)

  1. inaugurieren (einsegnen; weihen; einweihen; initiieren)
    wijden; zegenen; inzegenen; heiligen; inwijden
    • wijden werkwoord (wijd, wijdt, wijdde, wijdden, gewijd)
    • zegenen werkwoord (zegen, zegent, zegende, zegenden, gezegend)
    • inzegenen werkwoord (zegen in, zegent in, zegende in, zegenden in, ingezegend)
    • heiligen werkwoord (heilig, heiligt, heiligde, heiligden, geheiligd)
    • inwijden werkwoord (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)
  2. inaugurieren (einsegnen; einsetzen)
    inaugureren; inwijden; plechtig bevestigen; inhuldigen
    • inaugureren werkwoord (inaugureer, inaugureert, inaugureerde, inaugureerden, geïnaugureerd)
    • inwijden werkwoord (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)
    • inhuldigen werkwoord (huldig in, huldigt in, huldigde in, huldigden in, ingehuldigd)
  3. inaugurieren (einstellen; eingeben; installieren; )
    instellen; afstemmen
    • instellen werkwoord (stel in, stelt in, stelde in, stelden in, ingesteld)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)

Conjugations for inaugurieren:

Präsens
  1. inauguriere
  2. inaugurierst
  3. inauguriert
  4. inaugurieren
  5. inauguriert
  6. inaugurieren
Imperfekt
  1. inaugurierte
  2. inauguriertest
  3. inaugurierte
  4. inaugurierten
  5. inauguriertet
  6. inaugurierten
Perfekt
  1. bin inauguriert
  2. bist inauguriert
  3. ist inauguriert
  4. sind inauguriert
  5. seid inauguriert
  6. sind inauguriert
1. Konjunktiv [1]
  1. inauguriere
  2. inaugurierest
  3. inauguriere
  4. inaugurieren
  5. inaugurieret
  6. inaugurieren
2. Konjunktiv
  1. inaugurierte
  2. inauguriertest
  3. inaugurierte
  4. inaugurierten
  5. inauguriertet
  6. inaugurierten
Futur 1
  1. werde inaugurieren
  2. wirst inaugurieren
  3. wird inaugurieren
  4. werden inaugurieren
  5. werdet inaugurieren
  6. werden inaugurieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde inaugurieren
  2. würdest inaugurieren
  3. würde inaugurieren
  4. würden inaugurieren
  5. würdet inaugurieren
  6. würden inaugurieren
Diverses
  1. inauguriere!
  2. inauguriert!
  3. inaugurieren Sie!
  4. inauguriert
  5. inaugurierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor inaugurieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstemmen Abstimmen; Abstimmung; Einstellen; Feineinstellung
instellen Abstimmen; Einschätzung; Einstellen; Feineinstellung; Peilung
zegenen Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heil; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstemmen einbauen; einführen; eingeben; einsetzen; einspeisen; einstellen; eintippen; führen; hineinstecken; importieren; inaugurieren; initiieren; installieren; starten ablehnen; abschlagen; abstimmen; abweisen; ausschlagen; einstellen; gleichrichten; gleichschalten; verweigern; verwerfen; zurückweisen
heiligen einsegnen; einweihen; inaugurieren; initiieren; weihen
inaugureren einsegnen; einsetzen; inaugurieren
inhuldigen einsegnen; einsetzen; inaugurieren
instellen einbauen; einführen; eingeben; einsetzen; einspeisen; einstellen; eintippen; führen; hineinstecken; importieren; inaugurieren; initiieren; installieren; starten errichten; gründen
inwijden einsegnen; einsetzen; einweihen; inaugurieren; initiieren; weihen
inzegenen einsegnen; einweihen; inaugurieren; initiieren; weihen
plechtig bevestigen einsegnen; einsetzen; inaugurieren
wijden einsegnen; einweihen; inaugurieren; initiieren; weihen
zegenen einsegnen; einweihen; inaugurieren; initiieren; weihen

Computer vertaling door derden: