Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal hinzuzählen

Vertaal hinzuzählen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hinzuzählen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor hinzuzählen (Duits) in het Nederlands

hinzuzählen:

hinzuzählen werkwoord (zähle hinzu, zählst hinzu, zählt hinzu, zählte hinzu, zähltet hinzu, hinzugezählt)

  1. hinzuzählen (hinzufügen; beifügen; mitzählen; mitrechnen)
    toevoegen; erbij tellen; erbij optellen
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • erbij tellen werkwoord (tel erbij, telt erbij, telde erbij, telden erbij, erbij geteld)
    • erbij optellen werkwoord (tel erbij op, telt erbij op, telde erbij op, telden erbij op, erbij opgeteld)
  2. hinzuzählen (aufzählen; hinzufügen; addieren; )
    optellen; bijtellen; erbij tellen; bijrekenen
    • optellen werkwoord (tel op, telt op, telde op, telden op, opgeteld)
    • bijtellen werkwoord (tel bij, telt bij, telde bij, telden bij, bijgeteld)
    • erbij tellen werkwoord (tel erbij, telt erbij, telde erbij, telden erbij, erbij geteld)
    • bijrekenen werkwoord (reken bij, rekent bij, rekende bij, rekenden bij, bijgerekend)
  3. hinzuzählen (mitrechnen; einkalkulieren; einschließen; mitzählen)
    meetellen; meerekenen; erbij rekenen
    • meetellen werkwoord (tel mee, telt mee, telde mee, telden mee, meegeteld)
    • meerekenen werkwoord (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)
    • erbij rekenen werkwoord
  4. hinzuzählen (mitrechnen; mitzählen)
    meerekenen; meetellen
    • meerekenen werkwoord (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)
    • meetellen werkwoord (tel mee, telt mee, telde mee, telden mee, meegeteld)

Conjugations for hinzuzählen:

Präsens
  1. zähle hinzu
  2. zählst hinzu
  3. zählt hinzu
  4. zählen hinzu
  5. zählt hinzu
  6. zählen hinzu
Imperfekt
  1. zählte hinzu
  2. zähltest hinzu
  3. zählte hinzu
  4. zählten hinzu
  5. zähltet hinzu
  6. zählten hinzu
Perfekt
  1. habe hinzugezählt
  2. hast hinzugezählt
  3. hat hinzugezählt
  4. haben hinzugezählt
  5. habt hinzugezählt
  6. haben hinzugezählt
1. Konjunktiv [1]
  1. zähle hinzu
  2. zählest hinzu
  3. zähle hinzu
  4. zählen hinzu
  5. zählet hinzu
  6. zählen hinzu
2. Konjunktiv
  1. zählte hinzu
  2. zähltest hinzu
  3. zählte hinzu
  4. zählten hinzu
  5. zähltet hinzu
  6. zählten hinzu
Futur 1
  1. werde hinzuzählen
  2. wirst hinzuzählen
  3. wird hinzuzählen
  4. werden hinzuzählen
  5. werdet hinzuzählen
  6. werden hinzuzählen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hinzuzählen
  2. würdest hinzuzählen
  3. würde hinzuzählen
  4. würden hinzuzählen
  5. würdet hinzuzählen
  6. würden hinzuzählen
Diverses
  1. zähle hinzu!
  2. zählt hinzu!
  3. zählen Sie hinzu!
  5. hinzugezählt
  6. hinzuzählend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor hinzuzählen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toevoegen Aneinanderreihen; Anfügen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijrekenen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen
bijtellen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen
erbij optellen beifügen; hinzufügen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen
erbij rekenen einkalkulieren; einschließen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen
erbij tellen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen; zurechnen; zusammenzählen
meerekenen einkalkulieren; einschließen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen
meetellen einkalkulieren; einschließen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen
optellen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen vertikal addieren
toevoegen beifügen; hinzufügen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; komplettieren; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln; vervollständigen; zufügen; zugeben; zulegen

Wiktionary: hinzuzählen

Cross Translation:
FromToVia
• hinzuzählen → bijtellen; optellen; adderen ↔ additionner — ajouter plusieurs nombres l’un à l’autre pour en trouver le total.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0391 seconde
Page rendered in 1.0 seconds