Herabsacken in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

herabsacken:
- zakken; kelderen; afdalen; naarbeneden glijden; eraf glijden; omlaagglijden; naar beneden glijden; neerglijden

Duits

Uitgebreide vertaling voor herabsacken (Duits) in het Nederlands

herabsacken (abrutschen; senken; einsacken; durchfallen; fallen; sinken; setzen; sausen; zinken; einstürzen; einschlafen; einsinken; einschlummern; durchrasseln; aus Zink; segeln; einpacken; versenken; versinken; sickern; verzinken; herunterrutschen; einnicken; galvanisieren)
zakken; kelderen
- zakken werkwoord (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
- kelderen werkwoord (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)
herabsacken (herunterrutschen; hinuntergleiten; hinabgleiten)
afdalen; naarbeneden glijden
- afdalen werkwoord (daal af, daalt af, daalde af, daalden af, afgedaald)
- naarbeneden glijden werkwoord
herabsacken (hinuntergleiten; herunterrutschen; hinabgleiten)
eraf glijden; omlaagglijden; naar beneden glijden; neerglijden
- eraf glijden werkwoord (glijd eraf, glijdt eraf, gleed eraf, gleden eraf, eraf gegleden)
- omlaagglijden werkwoord (glijd omlaag, glijdt omlaag, gleed omlaag, gleden omlaag, omlaaggegleden)
- naar beneden glijden werkwoord
- neerglijden werkwoord (glijd neer, glijdt neer, gleed neer, gleden neer, neergegleden)

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afdalen		Absteigen; Abstieg
kelderen		Abrutschen; Einsinken; Sinken; Zurückfallen; stark im Wert fallen
zakken		Taschen; Tüten
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afdalen	herabsacken; herunterrutschen; hinabgleiten; hinuntergleiten	absteigen; herabsteigen; heruntersteigen; hinabsteigen; hinunterkommen; hinuntersteigen; niedersteigen
eraf glijden	herabsacken; herunterrutschen; hinabgleiten; hinuntergleiten	abgleiten; abrutschen; hinabgleiten
kelderen	abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken	kippen; purzeln; stark im Wert fallen; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen
naar beneden glijden	herabsacken; herunterrutschen; hinabgleiten; hinuntergleiten	abgleiten; abrutschen; hinabgleiten
naarbeneden glijden	herabsacken; herunterrutschen; hinabgleiten; hinuntergleiten
neerglijden	herabsacken; herunterrutschen; hinabgleiten; hinuntergleiten
omlaagglijden	herabsacken; herunterrutschen; hinabgleiten; hinuntergleiten
zakken	abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken