Duits
Uitgebreide vertaling voor hell (Duits) in het Nederlands
hell:
-
hell (nicht dunkel)
-
hell (wolkenlos; klar; unbewölkt; heiter)
-
hell (scharf; grell; spitz; schrill; schroff)
-
hell (bitter entäuscht; verbittert; wütend; hart; wüst; roh; tüchtig; wild; öde; grell; heftig; bissig; rüde; rasend; grimmig; stürmisch; höllisch; schneidig; klirrend; schnippisch; tobend; haarig; gellend; beißend; geharnischt)
verbitterd; bitter teleurgesteld-
verbitterd bijvoeglijk naamwoord
-
bitter teleurgesteld bijvoeglijk naamwoord
-
-
hell (detailliert; ausgearbeitet; ausführlich; umfangreich; groß; weit; aufwendig; dick; ausgedehnt; langstielig; weitgehend; großzügig; umständlich; eingehend; weitschweifig; vielumfassend; stark; breit; reichlich; geräumig; weitläufig; schwerfällig; gedehnt; behäbig; extensiv; haarklein)
-
hell (klar)
-
hell (luminös; leuchtend; licht; klar)
-
hell (unbeherrscht; grimmig; hemmungslos; gellend; hart; scharf; grob; leidenschaftlich; grell; heftig; bewegt; stürmisch; hitzig; höllisch; jähzornig; temperamentvoll; klirrend; ungestüm; auffahrend)
heftig; onbeheerst; onstuimig-
heftig bijvoeglijk naamwoord
-
onbeheerst bijvoeglijk naamwoord
-
onstuimig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor hell:
Synoniemen voor "hell":
Wiktionary: hell
hell
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hell | → blond | ↔ blond — of a pale golden colour |
• hell | → helder; fel | ↔ bright — visually dazzling, luminous, radiant |
• hell | → klaar; helder | ↔ clear — bright, not obscured |
• hell | → bleek; blank | ↔ fair — light in color or pale |
• hell | → licht; helder; lichtend; lichtgevend | ↔ light — having light |
• hell | → licht | ↔ light — pale in colour |
• hell | → bleek | ↔ pale — light in color |
• hell | → blond | ↔ blond — De la couleur proche du jaune, entre le doré et le châtain clair. Il se dit particulièrement par rapport à la couleur des poils humains (cheveux et barbe) et du blé. (couleur) |
• hell | → klaar; hel; helder; licht; lichtend; duidelijk; uitgesproken; zuiver | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• hell | → helder; licht; lichtend | ↔ lumineux — Qui a, qui jette de la lumière. |