Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal hapern

Vertaal hapern van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hapern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor hapern (Duits) in het Nederlands

hapern:

hapern werkwoord (hapere, haperst, hapert, haperte, hapertet, gehapert)

  1. hapern (stocken; stagnieren; festfahren; aussetzen)
    stokken; blijven steken; vastlopen; haperen
    • stokken werkwoord (stok, stokt, stokte, stokten, gestokt)
    • blijven steken werkwoord (blijf steken, blijft steken, bleef steken, bleven steken, steken gebleven)
    • vastlopen werkwoord (loop vast, loopt vast, liep vast, liepen vast, vastgelopen)
    • haperen werkwoord (haper, hapert, haperde, haperden, gehaperd)

Conjugations for hapern:

Präsens
  1. hapere
  2. haperst
  3. hapert
  4. haperen
  5. hapert
  6. haperen
Imperfekt
  1. haperte
  2. hapertest
  3. haperte
  4. haperten
  5. hapertet
  6. haperten
Perfekt
  1. habe gehapert
  2. hast gehapert
  3. hat gehapert
  4. haben gehapert
  5. habt gehapert
  6. haben gehapert
1. Konjunktiv [1]
  1. hapere
  2. haperest
  3. hapere
  4. haperen
  5. haperet
  6. haperen
2. Konjunktiv
  1. haperte
  2. hapertest
  3. haperte
  4. haperten
  5. hapertet
  6. haperten
Futur 1
  1. werde hapern
  2. wirst hapern
  3. wird hapern
  4. werden hapern
  5. werdet hapern
  6. werden hapern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hapern
  2. würdest hapern
  3. würde hapern
  4. würden hapern
  5. würdet hapern
  6. würden hapern
Diverses
  1. hapere!
  2. hapert!
  3. haperen Sie!
  5. gehapert
  6. hapernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor hapern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven steken Haperen; Stechen bleiben
haperen Haperen; Stechen bleiben
stokken Wanderstäbe; Wanderstöcke
vastlopen Hemmung; Sperrung; Stockung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven steken aussetzen; festfahren; hapern; stagnieren; stocken
haperen aussetzen; festfahren; hapern; stagnieren; stocken lallen; stammeln; stottern
stokken aussetzen; festfahren; hapern; stagnieren; stocken
vastlopen aussetzen; festfahren; hapern; stagnieren; stocken abstürzen; festfahren; festlaufen; stoßen

Synoniemen voor "hapern":


Wiktionary: hapern

hapern
verb
  1. , unpersönlich: an etwas mangeln (in Regel in Bezug auf Fähigkeiten/Fertigkeiten)
hapern
verb
  1. tekortkomen, ontbreken

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0330 seconde
Page rendered in 1.0 seconds