Handfest in het Nederlands vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

handfest:
- betrouwbaar; deugdelijk; degelijk; solide; stevig; pittig; straf; onweerlegbaar; vast en zeker

Duits

Uitgebreide vertaling voor handfest (Duits) in het Nederlands

handfest:

handfest bijvoeglijk naamwoord

handfest (rechtschaffen; zuverlässig; gründlich; solide; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; fest; kräftig; robust; effektiv)
betrouwbaar; deugdelijk; degelijk
- betrouwbaar bijvoeglijk naamwoord
- deugdelijk bijvoeglijk naamwoord
- degelijk bijvoeglijk naamwoord
handfest (solide; zuverlässig; fest; gediegen; robust; dauerhaft; kräftig; tauglich; stabil)
solide; stevig; degelijk
- solide bijvoeglijk naamwoord
- stevig bijvoeglijk naamwoord
- degelijk bijvoeglijk naamwoord
handfest (straff; fest; eisern; streng)
pittig; straf
- pittig bijvoeglijk naamwoord
- straf bijvoeglijk naamwoord
handfest (unwiderruflich; entschieden; endgültig; einwandfrei; eindeutig; unvermeidlich; sprechend; unwiederbringlich; unumstößlich; unwiderlegbar; unwiderleglich)
onweerlegbaar; vast en zeker
- onweerlegbaar bijvoeglijk naamwoord
- vast en zeker bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor handfest:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
straf		Bestrafung; Freiheitsstrafe; Gefängnisstrafe; Haft; Strafe; Züchtigung
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
betrouwbaar	dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kräftig; rechtschaffen; robust; solid; solide; stabil; tauglich; tüchtig; zuverlässig
degelijk	dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kräftig; rechtschaffen; robust; solid; solide; stabil; tauglich; tüchtig; zuverlässig	begründet; berechtigt; effektiv; eingehend; einschneidend; gedankenvoll; gediegen; grundlegend; gründlich; plausibel; rechtschaffen; solid; solide; stichhaltig; tief; tiefgehend; tiefschürfend; tiefsinnig; tüchtig; weise; zuverlässig
deugdelijk	dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kräftig; rechtschaffen; robust; solid; solide; stabil; tauglich; tüchtig; zuverlässig	bewährt; effektiv; erprobt; gediegen; geprüft; gründlich; rechtschaffen; solid; solide; tüchtig; zuverlässig
onweerlegbaar	eindeutig; einwandfrei; endgültig; entschieden; handfest; sprechend; unumstößlich; unvermeidlich; unwiderlegbar; unwiderleglich; unwiderruflich; unwiederbringlich	unbestreitbar; unumstößlich; unwiderlegbar; unwiderleglich
pittig	eisern; fest; handfest; straff; streng	eine heftige Debatte; feurig; gepfeffert; gewürzt; gezalzenes; heftige; herzhaft; pikant; prikelnder Geschmack; scharf; würzig
solide	dauerhaft; fest; gediegen; handfest; kräftig; robust; solide; stabil; tauglich; zuverlässig	begründet; berechtigt; derb; eisern; forsch; gediegen; kraftvoll; kräftig; plausibel; robust; solide; stabil; stichhaltig
stevig	dauerhaft; fest; gediegen; handfest; kräftig; robust; solide; stabil; tauglich; zuverlässig	beharrlich; beständig; dauerhaft; derb; eine heftige Debatte; eisern; forsch; gediegen; gezalzenes; groß; heftige; kraftvoll; kräftig; robust; sicher; solide; stabil; standhaft; stark; stattlich; stramm; stämmig; unerschütterlich
straf	eisern; fest; handfest; straff; streng
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vast en zeker	eindeutig; einwandfrei; endgültig; entschieden; handfest; sprechend; unumstößlich; unvermeidlich; unwiderlegbar; unwiderleglich; unwiderruflich; unwiederbringlich	absolut; gewiß; sicher; unbedingt; ungezweifelt; wahrlich; wirklich; zweifellos

Synoniemen voor "handfest":

anschaulich; auf den Gegenstand bezogen; bestimmt; fassbar; gegenständlich; greifbar; konkret; reell; wirklich

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van handfest

nicht handfest

Remove Ads

Vertaal handfest van Duits naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor handfest (Duits) in het Nederlands

handfest:

handfest bijvoeglijk naamwoord

handfest (rechtschaffen; zuverlässig; gründlich; solide; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; fest; kräftig; robust; effektiv)

handfest (solide; zuverlässig; fest; gediegen; robust; dauerhaft; kräftig; tauglich; stabil)

handfest (straff; fest; eisern; streng)

handfest (unwiderruflich; entschieden; endgültig; einwandfrei; eindeutig; unvermeidlich; sprechend; unwiederbringlich; unumstößlich; unwiderlegbar; unwiderleglich)

Vertaal Matrix voor handfest:

Synoniemen voor "handfest":

Verwante vertalingen van handfest