Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- halbmonatlich:
-
Wiktionary:
- halbmonatlich → tweewekelijks
Duits
Uitgebreide vertaling voor halbmonatlich (Duits) in het Nederlands
halbmonatlich:
-
halbmonatlich
veertiendaags; om de twee weken; twee keer per maand; halfmaandelijks-
veertiendaags bijvoeglijk naamwoord
-
om de twee weken bijvoeglijk naamwoord
-
twee keer per maand bijvoeglijk naamwoord
-
halfmaandelijks bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor halbmonatlich:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
halfmaandelijks | halbmonatlich | |
veertiendaags | halbmonatlich | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
om de twee weken | halbmonatlich | |
twee keer per maand | halbmonatlich |
Wiktionary: halbmonatlich
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• halbmonatlich | → tweewekelijks | ↔ bimensuel — Qui avoir lieu ou paraît deux fois par mois. |