Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. grün:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor grün (Duits) in het Nederlands

grün:

grün bijvoeglijk naamwoord

  1. grün (grünlich; unreif)
    groen; groenkleurig; groengekleurd
  2. grün (frisch; neugebacken; frischgebacken)
    nieuw; nieuwbakken
  3. grün (smaragdgrün)
    smaragd

Vertaal Matrix voor grün:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smaragd Smaragd
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groen grün; grünlich; unreif
nieuw frisch; frischgebacken; grün; neugebacken gerade gekauft; neu; unbenutzt; ungebraucht; unversehrt
nieuwbakken frisch; frischgebacken; grün; neugebacken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groengekleurd grün; grünlich; unreif
groenkleurig grün; grünlich; unreif
smaragd grün; smaragdgrün

Synoniemen voor "grün":


Wiktionary: grün

grün
adjective
  1. die Farbe Grün zeigend, die im Lichtspektrum zwischen Gelb und Blau liegt (Wellenlänge 520–565 nm).

Cross Translation:
FromToVia
grün groen; onrijp; onervaren callow — Immature, lacking in life experience
grün groen green — having green as its colour
grün groen; groene green — environmentally friendly
grün groen verdant — green
grün groen vert — of green colour
grün groen vert — De couleur verte
grün groen; onervaren vert — Manquant de maturité

Verwante vertalingen van grün