Duits
Uitgebreide vertaling voor gottselig (Duits) in het Nederlands
gottselig:
-
gottselig (glückselig; fröhlich; freudig; selig)
gelukzalig; zielsgelukkig; verrukt; zalig-
gelukzalig bijvoeglijk naamwoord
-
zielsgelukkig bijvoeglijk naamwoord
-
verrukt bijvoeglijk naamwoord
-
zalig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gottselig (geistlich; religiös; gläubig; gottgläubig; kirchlich; fromm; devot; gottesfürchtig; andächtig)
geestelijk; religieus; gelovig; kerkelijk; vroom; godvruchtig; godsdienstig-
geestelijk bijvoeglijk naamwoord
-
religieus bijvoeglijk naamwoord
-
gelovig bijvoeglijk naamwoord
-
kerkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
vroom bijvoeglijk naamwoord
-
godvruchtig bijvoeglijk naamwoord
-
godsdienstig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gottselig (verherrlicht; herrlich; selig; heilig; himmlisch; köstlich; wonnig; glorreich)
heilig; verheerlijkt; glorierijk; zalig-
heilig bijvoeglijk naamwoord
-
verheerlijkt bijvoeglijk naamwoord
-
glorierijk bijvoeglijk naamwoord
-
zalig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gottselig (devot; fromm; gläubig; andächtig; gottesfürchtig)
devoot; godsvruchtig; vroom-
devoot bijvoeglijk naamwoord
-
godsvruchtig bijvoeglijk naamwoord
-
vroom bijvoeglijk naamwoord
-
-
gottselig