Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- gewachsen:
- wachsen:
-
Wiktionary:
- wachsen → groeien, verhogen, wassen, toenemen, opgroeien, was aanbrengen, met was insmeren, gedijen, aanwassen, groter worden
- wachsen → groeien, uitdijen, wassen
Duits
Uitgebreide vertaling voor gewachsen (Duits) in het Nederlands
gewachsen:
-
gewachsen (überlegen)
-
gewachsen (beständig gegen)
bestendig; bestand tegen; opgewassen tegen-
bestendig bijvoeglijk naamwoord
-
bestand tegen bijvoeglijk naamwoord
-
opgewassen tegen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gewachsen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bestand | Bestand; Datei | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bestand | gewachsen; überlegen | |
bestendig | beständig gegen; gewachsen | beständig; gleichmäßig; regelmäßig; turnusmäßig; unabänderlich; unveränderlich; wiederholt |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bestand tegen | beständig gegen; gewachsen | |
opgewassen tegen | beständig gegen; gewachsen; überlegen |
gewachsen vorm van wachsen:
-
wachsen (aufwachsen; heranwachsen)
-
wachsen (entstehen; entspringen)
-
wachsen (bohnern)
in de was zetten-
in de was zetten werkwoord
-
-
wachsen (anschwellen; werden; entstehen; steigen; entkeimen; gelangen; sicherheben; eintreten; schwellen; aufgehen; entspringen; erstehen)
Conjugations for wachsen:
Präsens
- wachse
- wächst
- wächst
- wachsen
- wachst
- wachsen
Imperfekt
- wuchs
- wuchset
- wuchs
- wuchsen
- wuchst
- wuchsen
Perfekt
- habe gewachsen
- hast gewachsen
- hat gewachsen
- haben gewachsen
- habt gewachsen
- haben gewachsen
1. Konjunktiv [1]
- wachse
- wachsest
- wachse
- wachsen
- wachset
- wachsen
2. Konjunktiv
- wüchse
- wüchsest
- wüchse
- wüchsen
- wüchset
- wüchsen
Futur 1
- werde wachsen
- wirst wachsen
- wird wachsen
- werden wachsen
- werdet wachsen
- werden wachsen
1. Konjunktiv [2]
- würde wachsen
- würdest wachsen
- würde wachsen
- würden wachsen
- würdet wachsen
- würden wachsen
Diverses
- wachs!
- wachst!
- wachsen Sie!
- gewachsen
- wachsend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wachsen:
Synoniemen voor "wachsen":
Wiktionary: wachsen
wachsen
wachsen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wachsen | → verhogen | ↔ augment — to become greater |
• wachsen | → wassen; groeien | ↔ grow — (intransitive) to become bigger |
• wachsen | → groeien | ↔ grow — (intransitive) to appear or sprout |
• wachsen | → toenemen | ↔ increase — become larger |
• wachsen | → opgroeien | ↔ upgrow — grow up |
• wachsen | → wassen; was aanbrengen; met was insmeren | ↔ wax — apply wax to |
• wachsen | → gedijen; groeien; toenemen; wassen; aanwassen; groter worden | ↔ grandir — intransitif|fr devenir plus grand. |
Computer vertaling door derden: