Duits

Uitgebreide vertaling voor gerichtet (Duits) in het Nederlands

gerichtet:

gerichtet bijvoeglijk naamwoord

  1. gerichtet (zugespitzt; adressiert)
    gericht

Vertaal Matrix voor gerichtet:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gericht adressiert; gerichtet; zugespitzt

richten:

richten werkwoord (richte, richtst, richtt, richtte, richttet, gerichtet)

  1. richten (ausrichten; zielen; visieren)
    richten; in een bep. richting plaatsen; mikken
  2. richten (urteilen; entscheiden)
    oordelen; een oordeel wijzen; rechtspreken
    • oordelen werkwoord (oordeel, oordeelt, oordeelde, oordeelden, geoordeeld)
    • een oordeel wijzen werkwoord
    • rechtspreken werkwoord (spreek recht, spreekt recht, sprak recht, spraken recht, rechtgesproken)

Conjugations for richten:

Präsens
  1. richte
  2. richtst
  3. richtt
  4. richten
  5. richtt
  6. richten
Imperfekt
  1. richtte
  2. richttest
  3. richtte
  4. richtten
  5. richttet
  6. richtten
Perfekt
  1. habe gerichtet
  2. hast gerichtet
  3. hat gerichtet
  4. haben gerichtet
  5. habt gerichtet
  6. haben gerichtet
1. Konjunktiv [1]
  1. richte
  2. richtest
  3. richte
  4. richten
  5. richtet
  6. richten
2. Konjunktiv
  1. richtte
  2. richttest
  3. richtte
  4. richtten
  5. richttet
  6. richtten
Futur 1
  1. werde richten
  2. wirst richten
  3. wird richten
  4. werden richten
  5. werdet richten
  6. werden richten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde richten
  2. würdest richten
  3. würde richten
  4. würden richten
  5. würdet richten
  6. würden richten
Diverses
  1. richt!
  2. richtt!
  3. richten Sie!
  4. gerichtet
  5. richtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor richten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een oordeel wijzen entscheiden; richten; urteilen
in een bep. richting plaatsen ausrichten; richten; visieren; zielen
mikken ausrichten; richten; visieren; zielen anstreben; bestreben; erstreben; trachten
oordelen entscheiden; richten; urteilen
rechtspreken entscheiden; richten; urteilen
richten ausrichten; richten; visieren; zielen ausbalancieren; auswuchten; gleichrichten

Synoniemen voor "richten":


Wiktionary: richten

richten
verb
  1. einen Gegenstand auf jemanden lenken, zielen, deuten
richten
verb
  1. zijn gedrag wijzigen naar aanleiding van een uitwendige invloed
  2. op een bepaald doel afstemmen
  3. zich ~ op: een bepaald doel nastreven
  4. richten

Cross Translation:
FromToVia
richten oordelen judge — to sit in judgment on, pass sentence on
richten doen toekomen; sturen; opsturen; zenden; opzenden; verzenden; adresseren adresserenvoyer directement à une personne, en un lieu.
richten berechten; oordelen; beoordelen; vonnissen juger — juri|fr décider une affaire, un différend en qualité de juge.

Verwante vertalingen van gerichtet